Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:673, 15/00157

Gerechtshof Amsterdam, 23-02-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:673, 15/00157

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 februari 2016
Datum publicatie
2 maart 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:673
Formele relaties
Zaaknummer
15/00157

Inhoudsindicatie

Belasting van personenauto's en motorrijwielen; artikel 6:11 Awb; het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule op het aangiftebiljet brengt in casu geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding met zich; het Unierecht staat niet aan niet-ontvankelijkverklaring in de weg; hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

Kenmerk 15/00157

23 februari 2016

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 14/2399 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in december 2012 op aangifte een bedrag van € 1.554 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan voor een personenauto.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 29 april 2013, ingekomen op 8 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. De inspecteur heeft bij uitspraak van 7 mei 2014 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

Bij de bestreden uitspraak heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op

5 april 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft 30 december 2015 een nader stuk ingediend. Dit nader stuk is op 31 december 2015 in kopie aan de inspecteur verzonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft op 11 december 2012 op de voet van artikel 6, eerste lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) aangifte gedaan ter zake van de registratie van een personenauto.

2.2.

Belanghebbende heeft zich bij het doen van de aangifte laten bijstaan door Importautos.nl BV.

2.3.

Het door belanghebbende ondertekende en ingediende aangiftebiljet BPM vermeldt op de voorzijde – voor zover hier van belang – de tekst:

Meer informatie

Lees eerst de Toelichting aangifte bpm. Hebt u daarna nog vragen? Kijk op www.belastingdienst.nl. Of bel de BelastingTelefoon Auto: 0800-0749. Openingstijden: www.belastingdienst.nl/contact.”

2.4.

Na ontvangst van een zogeheten betaalbericht per email van 13 december 2012, heeft belanghebbende de verschuldigde BPM ten bedrage van € 1.554 betaald. Het betaalbericht luidt – onder andere – als volgt:

Geachte heer, mevrouw,

Met dit betaalbericht betaalt u het door u aangegeven BPM-bedrag door overschrijving via uw bank. De Belastingdienst controleert dagelijks de ontvangen betalingen. Na ontvangst van uw betaling beoordeel ik de aangifte BPM. Als u te weinig BPM heeft aangegeven en betaald, ontvangt u te zijner tijd voor het verschil een naheffingsaanslag BPM.”

2.5.

Belanghebbende schrijft aan de inspecteur bij emailbericht van 27 maart 2013 – voor zover hier van belang – het volgende:

Geachte mevrouw, mijnheer,

Graag zou ik van U vernemen wanneer ik een definitieve aanslag BPM van U kan verwachten. Op deze wijze, (zonder een definitieve heffing), onthoud U mij de mogelijkheid tegen de heffing BPM in beroep te gaan. (…)”

2.6.

Belanghebbende heeft bij brief van 29 april 2013, bij de inspecteur binnengekomen op 8 mei 2013, bezwaar gemaakt tegen het op aangifte voldane bedrag. De inspecteur heeft het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding.

3.2.

Voor de onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing