Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1979, 15/00818

Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1979, 15/00818

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 mei 2017
Datum publicatie
2 augustus 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:1979
Zaaknummer
15/00818

Inhoudsindicatie

Privégebruik auto. Hoogte bijtelling. Voor de vraag of de 500 km-grens is overschreden vormt het privégebruik van de auto's tezamen het uitgangspunt.

Uitspraak

Kenmerk 15/00818

16 mei 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 15/734 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigde: H. Hobbelink).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft op 21 juli 2014 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag Loonheffingen/Zorgverzekeringswet/ Werknemersverzekeringen (hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd ten bedrage van € 3.717.

1.2.

Na tegen de hiervoor gemelde naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 30 december 2014, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 8 oktober 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 16 november 2015. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2017. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Naar aanleiding van het onderzoek ter zitting heeft de inspecteur contact opgenomen met het ministerie van Financiën. Vervolgens heeft de inspecteur op 14 maart 2017 aan de griffier telefonisch de resultaten van dat overleg doorgegeven. In die reactie zag het Hof geen aanleiding het onderzoek te heropenen. Het Hof heeft belanghebbende hierover bij brief van 27 maart 2017 geïnformeerd.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende als eiseres en de inspecteur als verweerder worden aangeduid) de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres was in 2013 in loondienst bij [naam 1] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: de werkgever).

2. De werkgever heeft eiseres in 2013 twee auto’s ter beschikking gesteld:

- in de periode van 1 januari 2013 tot 5 november 2013 een [auto 1] met kenteken [kenteken 1] , met een cataloguswaarde van € 33.885 (hierna: de [auto 1] );

- in de periode van 5 november 2013 tot en met 31 december 2013 een [auto 2] met kenteken [kenteken 2] , met een cataloguswaarde van € 51.865 (hierna: de [auto 2] ) . De [auto 2] is een elektrisch aangedreven auto waarvoor de geldende wettelijke bijtelling van 25% van de cataloguswaarde wordt verlaagd met 25% van de cataloguswaarde.

3. Eiseres was sinds 2006 in het bezit van een “Verklaring geen privégebruik auto” (hierna: de Verklaring).

4. Verweerder heeft op 10 maart 2009 respectievelijk 20 november 2013 door eiseres ingevulde formulieren “Wijziging of intrekking verklaring geen privégebruik auto” ontvangen.

5. Naar aanleiding van het laatstgenoemde wijzigingsformulier heeft verweerder bij eiseres informatie opgevraagd (onder andere de rittenregistratie). Eiseres heeft de informatie verstrekt, waarna verweerder bij brief van 28 mei 2014 eiseres in kennis heeft gesteld van het voornemen om onderhavige naheffingsaanslag op te leggen.

6. Uit de door eiseres verstrekte informatie blijkt dat zij gedurende de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 voor beide auto’s een rittenregistratie heeft bijgehouden. In de periode 1 januari 2013 tot en met 5 november 2013 heeft eiseres de [auto 1] voor 376 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. Eiseres heeft de [auto 2] in de periode van 5 november 2013 tot en met 31 december 2013 voor 242 kilometer voor privédoeleinden gebruikt. “

2.2.

Het Hof gaat van dezelfde feiten uit en voegt daar de volgende feiten aan toe:

2.3.

De [auto 1] heeft geen compressieontsteking en een CO2-uitstoot - als bedoeld in artikel 13bis, lid 6, van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) - van meer dan 95 gram per kilometer. (Dergelijke auto’s worden hierna ook als 25%-auto’s aangeduid.). De [auto 2] heeft een CO2-uitstoot van minder dan 50 gram per kilometer. (Dergelijke auto’s worden hierna ook als 0%-auto’s aangeduid.).

2.4.

In een brief van 4 mei 2014 schrijft belanghebbende aan de inspecteur:

“ Op uw verzoek doe ik u hierbij mijn rittenregistratie voor de periode 5 november 2013 t/m 31 december 2013 toekomen. Ik was helaas verkeerd geïnformeerd over het feit dat ook deze periode meetelt voor de vaststelling van de toegestane 500 privé kilometers. (…)

In deze periode moest ik wekelijks naar de dagverpleging van het [ziekenhuis] voor behandeling. Aangezien ik niet zelf mocht terugrijden, was ik afhankelijk van familie en vrienden. Omdat ik niet op de hoogte was van de 500 km bij een 0% bijtelling-auto, bood ik aan dat zij mij dan met mijn auto konden brengen en halen. Als ik had geweten dat deze kilometers ook zouden meetellen voor de ‘500 km’, zou ik uiteraard naar andere oplossingen hebben gezocht. Deze ritten van/naar het [ziekenhuis] heb ik in groen in bijgevoegd overzicht vermeld, waarvan het totaal aantal kilometers 208 bedraagt. Daarnaast is mijn auto in deze periode nog eenmaal privé gebruikt (34 km). Dit betekent dat in deze periode totaal 242 privé kilometers is gereden, hetgeen een overschrijding van de toegestane 500 km van iets meer dan 100 km.”

2.5.

De naheffingsaanslag is als volgt berekend:

Auto

Waarde als bedoeld in art 13bis, lid 8, Wet LB

Bijtellings-percentage als bedoeld in art 13bis, lid 1, jo lid 3, Wet LB

Gebruiks-periode in 2013

Naheffings-aanslag

 [auto 1]

33.885

25

1/1 - 4/11

3.717*

 [auto 2]

51.865

0

4/11- 31/12

0

Totaal

3.717

* welk bedrag als volgt is berekend:

 verschuldigde loonbelasting over het voordeel uit hoofde van het voor privé doeleinden gebruiken (verder het privégebruik) van de [auto 1] : (25% x € 33.885) x 52% (= LB-tarief) = € 4.405;

 € 4.405 x 308 dagen (periode 1/1 - 4/11) / 365 dagen = € 3.717.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is de hoogte van de bijtelling wegens het privégebruik van de [auto 1] in geschil. De inspecteur stelt dat de 500 kilometer grens als bedoeld in artikel 13bis, lid 4, Wet LB (hierna ook de 500 kilometer grens) is overschreden en dat het juiste bedrag in de naheffingsaanslag is betrokken (zie 2.5). Belanghebbende stelt daarentegen dat geen bedrag dient te worden bijgeteld, omdat de 500 kilometergrens niet is overschreden

3.2.

Als de met de 0%-auto gereden kilometers - conform het standpunt van de inspecteur - meetellen voor de vraag of de 500 kilometergrens is overschreden, is de hoogte van het door de inspecteur berekende voordeel van het privégebruik van de [auto 1] en de hoogte van de naheffingsaanslag (zie 2.5) niet in geschil.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing