Home

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2502, 16/00234

Gerechtshof Amsterdam, 27-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2502, 16/00234

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
27 juni 2017
Datum publicatie
29 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:2502
Zaaknummer
16/00234

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. In strijd met een goede procesorde om in hoger beroep voor het eerst juistheid naheffingsaanslag aan de orde te stellen.

Uitspraak

Kenmerk 16/00234

27 juni 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde mr. drs. J.M.C. Niederer),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/7101 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde: mr. H. Oderkerk).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft op 16 september 2015 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

1.2.

Na tegen de naheffingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 1 november 2015 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 2 juni 2016 heeft de rechtbank als volgt beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt het bestreden besluit;

-

draagt verweerder op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiser te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 124,-.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 juni 2016. Het is aangevuld bij een op 13 juli 2016 ingekomen faxbericht. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 6 december 2016 is van belanghebbende een nader stuk ingekomen. Een afschrift hiervan is aan de heffingsambtenaar verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2017. Daarbij is verschenen mr. H. Oderkerk voornoemd. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Belanghebbendes gemachtigde is voor de zitting uitgenodigd bij aangetekende brief, met dagtekening 26 april 2017 verzonden naar zijn adres ( [adres] ). Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 28 april 2017 bezorgd op het adres van belanghebbendes gemachtigde en is voor de ontvangst getekend. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De heffingsambtenaar heeft de naheffingsaanslag opgelegd omdat volgens hem bij een controle op 13 september 2015 om 13:08 uur is gebleken dat de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] op de locatie [locatie] ter hoogte van [nummer 1] in [plaats 1] geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan.

2.2.

Van de zijde van de heffingsambtenaar is bij het verweerschrift in eerste aanleg een zogenaamd ‘scan- en bevragingsrapport’ overgelegd. Dat rapport bevat de volgende gegevens:

“Id [nummer 2]

Plate ****

Scanned 2015 sep 13 - 13:08:45

Confidence [nummer 3]

Parked Y

Process status Gereed

Permit satatus NHA

Message

Scan car

GPS valid Y

GPS [nummer 4]

Address [locatie] (P)

[kenteken]

From To

13:08:45 Initieel 13:08:53 Gescand

13:08:53 Gescand 13:13:46 Verdacht

13:13:46 Verdacht 13:14:08 Wacht op handhaver

13:14:08 Wacht op handhaver 13:21:52 Controle door handhaver

13:21:52 Controle door handhaver 13:22:09 Gereed”

2.3.

Nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan en belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld heeft de heffingsambtenaar belanghebbendes gemachtigde een brief gestuurd d.d. 13 juli 2016 waarin als ‘onderwerp’ is vermeld: “Uitspraak op bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting”, en waarin voorts onder meer is vermeld dat is besloten de bestreden naheffingsaanslag in stand te laten.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep betoogt belanghebbende dat de rechtbank bij het bepalen van de kostenvergoeding ten onrechte is uitgegaan van een wegingsfactor 0,5 (licht) en – na aanvulling van zijn beroepsgronden bij faxbericht ingekomen op 13 juli 2016 – dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing