Home

Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4118, 17/00006

Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:4118, 17/00006

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
13 juni 2017
Datum publicatie
11 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2017:4118
Formele relaties
Zaaknummer
17/00006
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.16

Inhoudsindicatie

Verwijzingszaak. Reis- en verblijfkosten in verband met een gevolgde cursus in het buitenland over intellectuele eigendom hebben een zakelijk karakter. Recht op aftrek. De cursus kan worden aangemerkt als een cursus strekkende tot het op peil houden van reeds verworven vakkennis omtrent procesvoering inzake intellectuele eigendomszaken (met name op Europees niveau). Van een nieuwe bevoegdheid verkregen door de gevolgde cursus is geen sprake.

Uitspraak

Kenmerk 17/00006

13 juni 2017

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep - na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden - van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerk SGR 14/8941 van de rechtbank Den Haag

(hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(drs. E.S.S. Lachmansingh en W.C. van der Wiel).

1 Ontstaan en loop van het geding voor verwijzing

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 9 mei 2014 aan belanghebbende voor het jaar 2011 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.093.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 13 augustus 2014, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag. De rechtbank Den Haag heeft het beroep bij uitspraak van 6 februari 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:2054) ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Den Haag. Bij uitspraak van 7 oktober 2015 (ECLI:NL:GHDHA:2015:2988) heeft het Gerechtshof Den Haag als volgt beslist:

“Het Gerechtshof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank,

- vernietigt de uitspraak op bezwaar,

- vermindert de aanslag IB/PVV 2011 tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 56.593 met dienovereenkomstige vermindering van de beschikking heffingsrente,

- gelast de inspecteur aan belanghebbende een bedrag van € 168 aan griffierecht te vergoeden.”

1.5.

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Bij arrest van 23 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2901) (hierna ook het verwijzingsarrest), heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag vernietigd en de zaak ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van het arrest verwezen naar het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof).

2 Loop van het geding na verwijzing

2.1.

Belanghebbende en de inspecteur zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op het verwijzingsarrest in te dienen. Bij brief van 11 januari 2017 heeft de belanghebbende van deze gelegenheid gebruik gemaakt en de inspecteur bij brief van 30 januari 2017.

2.2.

Het beroep is behandeld ter zitting van het Hof op 2 mei 2017. Aldaar zijn verschenen belanghebbende in persoon en namens de inspecteur Lachmansingh en Van der Wiel voornoemd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.

2.3.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting is van belanghebbende op 3 mei 2017 een nader stuk ontvangen. Het Hof vindt geen aanleiding tot het oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest (artikel 8:68, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) en acht dan ook geen termen aanwezig het onderzoek te heropenen. Vorenbedoeld nader stuk wordt alsdan buiten aanmerking gelaten.

3 Tussen partijen vaststaande feiten

3.1.

Het Hof beschouwt de feiten zoals die zijn vermeld onder 3.1 tot en met 3.3 in de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag als vaststaand, te weten:

“3.1. Belanghebbende is een geregistreerde octrooigemachtigde en heeft in zijn bedrijf [A] werkzaamheden verricht met betrekking tot procesvoering inzake intellectuele eigendomszaken. De inkomsten daaruit heeft hij in zijn aangifte IB/PVV 2011 vermeld als resultaat uit overige werkzaamheden. Het door hem aangegeven belastbare inkomen van € 54.268 kan als volgt worden gespecificeerd.

Inkomen uit werk en woning:

64.269

Af: persoonsgebonden aftrek

- Aftrekbaar bedrag levensonderhoud kinderen < 30 jaar

4.200

- Aftrekbaar bedrag studiekosten en andere scholingsuitgaven

5.801

- 10.001

Belastbaar inkomen uit werk en woning

54.268

Ter zake van de studiekosten en andere scholingsuitgaven van € 5.801 is in de aangifte het volgende opgenomen:

Cursus universiteit [buitenland]

3.002

Studieboeken

535

Collegegeld Universiteit [binnenland]

1.713

Reiskosten [Z] – [binnenland]

856

Symposium

195

Totaal scholingsuitgaven belastingplichtige

6.301

Drempel scholingsuitgaven belastingplichtige

500

Aftrekbare scholingsuitgaven belastingplichtige

5.801

3.2.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft de inspecteur een deel van de studiekosten en andere scholingsuitgaven, ad € 3.825, niet in aftrek toegelaten en het inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 58.093 (€ 54.268 + € 3.825). De kosten die de inspecteur van aftrek heeft uitgesloten, zien op reis- en verblijfskosten in verband met de cursus ‘Patent litigation in Europe’ aan de universiteit [buitenland] (hierna: de cursus) ad € 3.002,-- en reiskosten in verband met een rechtenstudie aan de Universiteit [binnenland] (hierna: de rechtenstudie) ad € 823,--

3.3.

Belanghebbende heeft een “General Programme” van de cursus overgelegd, met onder meer de volgende inhoud:

“8th Course on Patent Litigation in Europe

(University of [buitenland] Diploma Course)

General Programme

Structure and time frame:

The Course on Patent Litigation in Europe, jointly organised by the CEIPI (Centre d’Etudes Internationales de la Propriété Industrielle, Université [buitenland] ) and the Institute of Professional Representatives before the European Patent Office (epi), is composed of six Modules of two days each. (…) The Course ends with an oral Control of the knowledge acquired by the participants. A Diploma of the University of [buitenland] is awarded to successful participants.

Themes and purpose:

European Patent Attorneys should acquire a deepened knowledge of patent litigation procedures in Europe and of envisaged centralised European proceedings, as well as of related rules of procedure, in order to be able to better advise their clients on the enforcement and defence of European patents in their home country and abroad. It is moreover important to take into account European infringement case law when dealing with applications before the European Patent Office, in particular before the Boards of Appeal. In this context also basic European Laws and Conventions will be covered by the course. The knowledge of the European Patent Convention and related matters by participants is a prerequisite.

(…)

Participants:

The course is open to European Patent Attorneys on the List before the European Patent Office.”

3.2.

Eveneens als vaststaand beschouwt het Hof hetgeen de Hoge Raad in zijn verwijzingsarrest van 23 december 2016 tot uitgangspunt heeft genomen te weten:

“2.1.1. Belanghebbende is een geregistreerde octrooigemachtigde en heeft beroepsmatig werkzaamheden verricht met betrekking tot procesvoering inzake intellectuele eigendomszaken. De daaruit genoten inkomsten heeft hij in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 vermeld als resultaat uit overige werkzaamheden. In die aangifte heeft hij bij het bepalen van zijn belastbare inkomen uit werk en woning als onderdeel van de persoonsgebonden aftrek een bedrag van € 5801 aan scholingsuitgaven in aanmerking genomen.

2.1.2.

Bij het vaststellen van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011 heeft de Inspecteur de hiervoor in 2.1.1 vermelde aftrek in aanmerking genomen, behoudens een bedrag van € 3002 aan reis– en verblijfkosten in verband met een cursus over intellectuele eigendom (hierna: de cursus) en een bedrag van € 823 aan reiskosten in verband met een rechtenstudie (hierna: de rechtenstudie). Belanghebbende heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat deze kosten deel uitmaken van het resultaat van de hiervoor in 2.1.1 bedoelde werkzaamheid.”

Het Hof zal ook van voormelde feiten uitgaan.

4 Het verwijzingsarrest

5 Geschil in hoger beroep na verwijzing

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing