Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1071, 16/00558 ev

Gerechtshof Amsterdam, 20-03-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1071, 16/00558 ev

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 maart 2018
Datum publicatie
16 mei 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1071
Formele relaties
Zaaknummer
16/00558 ev

Inhoudsindicatie

Belanghebbende is na een verzoek van de Duitse justitiële autoriteiten op 12 maart 2009 tijdens een inval in een huurwoning aangehouden in Nederland. Dit in verband met het onderzoek na een gepleegde meervoudige moordaanslag in Duitsland. Uiteindelijk is belanghebbende na uitlevering aan Italië in dat land in 2011 veroordeeld voor het plegen van de moordaanslag(en). Hij is sinds zijn uitlevering gedetineerd in Italië. Het Hof volgt de inspecteur niet in zijn opvatting dat er sprake is van binnenlandse belastingplicht in de periode waarop de onderhavige aanslagen betrekking hebben (2007 tot en met 2009). Evenmin heeft de inspecteur aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in de jaren 2007 tot en met 2009 als buitenlands belastingplichtige Nederlands inkomen heeft genoten. Volgt bevestiging oordeel rechtbank (vernietiging aanslagen en bijbehorende beschikkingen).

Uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerken 16/00558 tot en met 16/00560

20 maart 2018

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en het incidenteel hoger beroep van

[belanghebbende] , te [woonplaats] , Italië, belanghebbende, gemachtigde: mr. S.J. van der Woude (Van der Woude De Graaf Advocaten) te Amsterdam,

tegen de uitspraak van 2 november 2016 in de zaken met kenmerken HAA 13/3879, 16/4161 en 16/4162 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

Procedurenummer: Hof 16/00558, rechtbank HAA 13/3879

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2010 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) 2007 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 660.875 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 636.875. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete opgelegd, heffingsrente in rekening gebracht en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: iab zvw) 2007 opgelegd.

Procedurenummer: Hof 16/00559, rechtbank HAA 16/4161

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2010 aan belanghebbende een definitieve aanslag ib/pvv 2008 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 612.875 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 586.700. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete opgelegd, heffingsrente in rekening gebracht en is een aanslag iab zvw 2008 opgelegd.

Procedurenummer Hof 16/00560, procedurenummer rechtbank HAA 16/4162

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 december 2012 aan belanghebbende een aanslag ib/pvv 2009 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 560.525 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 280.262. Gelijktijdig is bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete opgelegd, heffingsrente in rekening gebracht en is een aanslag iab zvw 2009 opgelegd.

In alle zaken:

1.2.

Na daartegen gemaakte bezwaren heeft de inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken, gedagtekend 27 augustus 2013, de hiervoor onder 1.1.1 tot en met 1.1.3 genoemde aanslagen en beschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 2 november 2016 de beroepen gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar, de aanslagen ib/pvv en iab zvw, de vergrijpboeten en de beschikkingen heffingsrente vernietigd, alsmede de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van de inspecteur is bij het Hof ingekomen op 13 december 2016 en is aangevuld bij brief van 11 januari 2017. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend, tevens inhoudende incidenteel hoger beroep.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2018. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende is hierbij aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiser is geboren te [geboorteplaats] (Italië) en heeft de Italiaanse nationaliteit. Hij en zijn echtgenote [naam] (geboren te [geboorteplaats] , Italië, hierna: de echtgenote) hebben samen een kind, [naam] , geboren te [geboorteplaats] , Italië op [geboortedatum] .

2. Eiser heeft tot medio 2007 in [plaats] , Duitsland, een pizzeria geëxploiteerd onder de naam [naam bedrijf 1] .

3. Naar aanleiding van een zesvoudige moord gepleegd in [plaats] in de nacht van [datum] , waarvan eiser verdacht werd (tezamen met zijn zwagers [verdachte 1] en [verdachte 2] ), en een verzoek van de Duitse justitiële autoriteiten om uitlevering vindt op 12 maart 2009 een inval (hierna: de inval) plaats in de huurwoning [adres 1] (hierna: [adres 1] ). Daar is eiser samen met zijn zwager [verdachte 1] aangetroffen en aangehouden. In [adres 1] zijn ook de echtgenote en het kind van eiser aanwezig. Bij die inval vindt tevens huiszoeking plaats en worden naast onder meer een vuurwapen en vervalste identiteitsbewijzen, een bedrag aan contanten van in totaal € 546.275, horloges en een plastic tas met aankoopbonnen gevonden en in beslag genomen. Bovendien worden een huurcontract betreffende een appartement [adres 2] (hierna: [adres 2] ) en kwitanties van huurbetalingen betrekking hebbend op [adres 2] aangetroffen. Uit de op de aanhouding van eiser gevolgde politieverhoren wordt duidelijk dat eiser met echtgenote en kind verblijft in slaapkamer 3 en zijn zwager in slaapkamer 1 van de door verweerder overgelegde plattegrond van [adres 1] . Zowel eiser als [verdachte 1] bevestigt dat de in elk van de als zodanig door verweerder geduide slaapkamers gevonden contanten en horloges toebehoren aan degene die in de betreffende kamer verbleef.

4. Bij de in onderdeel 3 genoemde huiszoeking wordt tevens aangetroffen een visitekaartje van [naam 1] . Zij is verhoord door de politie. Uit haar verhoor blijkt dat zij bemiddeld heeft in de verhuur van [adres 1] aan een onbekende man. De huur is ingegaan op 1 februari 2009. De huur is contant betaald. Er is geen huurcontract.

5. Het in onderdeel 3 genoemde huurcontract [adres 2] staat op naam van [naam 2] . De huur is ingegaan op 1 december 2005. Van de contant betaalde huur zijn verscheidene kwitanties bij de in onderdeel 3 genoemde huiszoeking gevonden.

6. Uit Italiaanse rechtshulpverzoeken van 15 en 18 november 2008 volgt dat de zusters van eiser, [zus 1 belanghebbende] , [zus 2 belanghebbende] (echtgenote van [verdachte 1] ) en [zus 3 belanghebbende] (echtgenote van [verdachte 2] ) samen met een neef op 14 november 2008 vanuit Italië zijn vertrokken en na een lange reis door Italië, Frankrijk en België in Nederland zijn aangekomen. Naar aanleiding van de rechtshulpverzoeken is de verblijfplaats van de zussen ontdekt: [adres 3] . Op 23 november 2008 is de zwager van eiser, [verdachte 2] , aangehouden op [adres 4] . De zussen van eiser zijn aangehouden aan de [adres 3] , eveneens op 23 november 2008.

7. Op 11 juni 2009 is eiser uitgeleverd aan Italië. Op 12 juli 2011 is hij in Italië tot levenslang veroordeeld voor de moorden in [plaats] . Hij is sinds zijn uitlevering gedetineerd in Italië.

8. Op 14 mei 2009 laat het Openbaar Ministerie weten eiser niet strafrechtelijk in Nederland te vervolgen. Aanvankelijk was eiser verdacht van witwassen en het in het bezit hebben van een vals document. Beiden verdenkingen zijn geseponeerd wegens onvoldoende nationaal belang en de verdenking van witwassen is voorts geseponeerd omdat een ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleerde. Uit de brief van het Openbaar Ministerie blijkt verder dat “onder hem” in beslag zijn genomen een horloge en € 40.100 aan contanten.

9. Tegen eiser was een Europees Arrestatiebevel uitgevaardigd. In verband met een uitleveringsverzoek heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie op 8 april 2009 informatie verstrekt over onder meer de periode eind 2006 tot en met 29 augustus 2007, waaruit blijkt dat eiser van 29 december 2006 tot 29 juni 2007 gedetineerd was in Italië, tot 4 augustus 2007 huisarrest had in Italië, vervolgens naar Duitsland is gegaan en in ieder geval tot 29 augustus 2007 in Duitsland heeft verbleven.

Ten aanzien van de aanslagen

10. Verweerder heeft op 28 april 2009 voorlopig aanslagen ib/pvv voor (onder meer) de jaren 2007 tot en met 2009 aan eiser opgelegd. Bij brief van eveneens 28 april 2009 worden eiser aangiftebiljetten ib/pvv voor de jaren 2007 en 2008 uitgereikt en worden vragen gesteld op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) met betrekking tot zijn woonplaats, [naam bedrijf 1] en het bij de inval aangetroffen geld. De aangiftebiljetten 2007 en 2008 zijn niet ingediend door eiser. Het aangiftebiljet ib/pvv voor het jaar 2009 is op 10 juni 2011 uitgereikt. Dit biljet is door verweerder (met begeleidend schrijven van de gemachtigde van eiser) oningevuld retour ontvangen op 10 augustus 2011.

11. De onderhavige aanslagen ib/pvv en Zvw zijn opgelegd op 31 december 2010 (2007 en 2008), respectievelijk 31 december 2012 (2009). De aanslagen ib/pvv zijn opgelegd naar de volgende bedragen:

Jaar 2007 2008 2009

Belastbaar inkomen box 1 € 660.875 € 612.875 € 560.525

Belastbaar inkomen box 3 € 636.875 € 586.700 € 280.262

Bij de aanslagen ib/pvv zijn vergrijpboetes opgelegd van 100% tot bedragen van € 340.751 (2007), € 315.054 (2008) en € 284.068 (2009). Bij de aanslag ib/pvv voor het jaar 2009 is een bedrag van € 25.512 aan heffingsrente in rekening gebracht.

12. Verweerder heeft de aanslagen ib/pvv 2007 en 2008, alsmede de daarbij opgelegde vergrijpboetes toegelicht bij brief van 23 december 2010. Daarin is vermeld:

“Aanleiding opleggen aanslagen

Naar aanleiding van een verzoek om uitlevering van de Duitse justitiële autoriteiten bent u samen met uw zwager [verdachte 1] op 12 maart 2009 door opsporingsmedewerkers van de Nationale Recherche aangehouden op het adres [adres 1] , alwaar ook uw echtgenote en uw kind verbleven. Bij deze aanhouding zijn diverse zaken en vermogensbestanddelen in beslag genomen. Naar aanleiding van uw aanhouding is door de Nationale Recherche een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. De resultaten van dit onderzoek zijn met toestemming van de Officier van Justitie aan de Belastingdienst ter beschikking gesteld. Aan de hand van deze onderzoeksresultaten zijn uw belastbare inkomens voor de jaren 2007 en 2008 als volgt vastgesteld:

Jaar 2007 2008

Belastbaar inkomen (box 1) € 660.875 € 612.875

Belastbaar inkomen (box 3) € 24.567 € 22.546

Motivering aanslagen

Bij de doorzoeking van de woning [adres 1] zijn diverse zaken en vermogensbestanddelen aangetroffen, waaronder een groot geldbedrag in contanten (€ 546.275). Gezien de wijze van verpakking van het geld en de manier waarop het geld in de woning verstopt was, zijn er sterke aanwijzingen dat het geld een illegale herkomst heeft. Dit vermoeden wordt versterkt door de volgende feiten en omstandigheden:

- het overgrote deel van het geld (€ 420.800) was verstopt in een kartonnen verpakking van een luchtbed;

- het geldbedrag bestond voor het grootste gedeelte uit gebundelde grote coupures;

- in de woning is tevens een geldtelmachine aangetroffen;

- in de woning is verder nog een vals geld-detectieapparaat aangetroffen;

- uw eveneens in de woning aanwezige zwager [verdachte 1] is in het verleden strafrechtelijk veroordeeld voor betrokkenheid bij de handel in cocaïne en lidmaatschap van een criminele organisatie en hij dient ter zake van deze veroordeling nog een gevangenisstraf van 7,5 jaar te zitten, reden waarom hij uit Italië is gevlucht;

- u wordt verdacht van het (mede)plegen van een zesvoudige moord in [plaats] (Dld.) in de nacht van [datum] waarvoor uw uitlevering is verzocht door de Duitse justitiële autoriteiten;

- in uw eerste verklaring verklaart u dat u problemen in Italië heeft en daar aangehouden bent geweest in verband met de vondst van een vuurwapen waardoor u niet meer terug kon naar Duitsland;

- verder verklaarde u dat u een probleem heeft in Duitsland omdat daar goede bekenden en plaatsgenoten van u zijn vermoord, dat een van de vermoorde personen dezelfde naam heeft als uzelf en dat u gezocht wordt voor deze moorden;

- u en uw zwager [verdachte 1] worden verdacht van lidmaatschap van de Calabrese tak van de Italiaanse maffia, genaamd 'Ndrangheta ;

- in de schoenenkast bij de voordeur van de woning bevond zich een vuurwapen met bijbehorende munitie;

- er is in de woning een vervalst Italiaans identiteitsbewijs aangetroffen ten name van een persoon genaamd [naam 4] , met daarop een foto met uw beeldtenis;

- in uw slaapkamer is een Duitse identiteitskaart aangetroffen met de foto van uw echtgenote erop;

- in uw slaapkamer zijn verschillende stempels aangetroffen die bestemd zijn voor de vervaardiging van officiële documenten zoals Italiaanse paspoorten en identiteitsbewijzen;

- in de woning is een identiteitsbewijs aangetroffen ten name van [naam 3] welke voorzien is van een foto waarop de in november 2008 eveneens in Nederland aangehouden [verdachte 2] afgebeeld staat. [Verdachte 2] , ook een zwager van u, wordt er eveneens van verdacht lid te zijn van de `Ndrangheta ;

- in de woning die bij u in gebruik was, zijn voorts een kogel(steek)werend vest alsmede een elftal GSM-toestellen, en in het washok van de woning zijn een drietal pruiken aangetroffen;

- u heeft verklaard dat u in [plaats] . Duitsland tot 2006 een pizzeria heeft gehad onder de naam [naam bedrijf 1] en dat u deze pizzeria kwijt bent geraakt en hier geen vergoeding voor heeft gekregen;

- u heeft verklaard dat de in uw slaapkamer aangetroffen horloges uw eigendom zijn.

Opbouw belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)

Belastingplicht

Uit het ingestelde strafrechtelijke onderzoek is verder naar voren gekomen dat u vermoedelijk al sinds december 2005 in Nederland verblijft. Dit blijkt onder andere uit het feit dat in de woning een plastic tas is aangetroffen met daarin een aantal aankoopbonnen betreffende uitgaven die hebben plaatsgevonden in de omgeving van [plaats] alsmede een huurcontract, gedateerd 1 december 2005 voor de huur van het appartement [adres 2] . De verhuurder is ene [naam 1] . Ook zijn een aantal kwitanties betreffende de afdracht van de huur voor het adres [adres 2] aangetroffen in uw woning. Op basis hiervan stel ik mij op het standpunt dat u in de jaren 2006 tot en met heden in Nederland woonachtig bent geweest en derhalve binnenlands belastingplichtig bent.

Aankoop horloges

Bij de doorzoeking zijn in uw kamer kostbare horloges aangetroffen. Uit de aangetroffen aankoopbonnen blijkt dat deze onder andere zijn aangeschaft in 2008. Het aankoopbedrag van deze horloges zal door mij bij uw inkomen uit werk en inkomen worden bijgeteld. De correctie voor 2008 is:

Jaar 2007 2008

Correctie € 0 € 4.350

Huur woningen

Tijdens uw verblijf in Nederland heeft u meerdere woningen gehuurd. Dit blijkt onder meer uit de inbeslaggenomen kwitanties ter zake van betaalde huur. De huisvestingskosten worden door mij gesteld op € 2.000 per maand. De correcties voor de jaren 2007 en 2008 zijn:

Jaar 2007 2008

Correctie € 24.000 € 24.000

Uitgaven in verband met de kosten van levensonderhoud

Om tijdens uw verblijf in Nederland in uw levensonderhoud te voorzien, heeft u uitgaven verricht. Voor de jaren 2007 en 2008 worden de kosten voor uw levensonderhoud door mij op € 2.000 per maand geschat. De correcties voor de jaren 2007 en 2008 zijn:

Jaar 2007 2008

Correctie € 24.000 € 24.000

Aangetroffen contant geldbedrag

Bij uw aanhouding is in totaal een geldbedrag van € 546,275 in contanten aangetroffen. Over het geld dat in uw slaapkamer is aangetroffen, heeft u in uw eerste verhoor aangegeven dat u dit gespaard heeft, terwijl uw echtgenote verklaard heeft dat het geld afkomstig is van haar grootouders. Tijdens uw tweede verhoor heeft u verklaard dat het afkomstig is uit uw pizzeria en dat uw vrouw het geld heeft meegenomen uit Italië. Op verdere vragen over het in de woning aangetroffen geld beroept u zich op uw zwijgrecht. Nu uit uw tegenstrijdige verklaringen en de verklaring van uw echtgenote niet valt op te maken wat de herkomst is van het aangetroffen geldbedrag, zal ik voor de jaren 2007 en 2008 de volgende bedragen tot uw inkomen rekenen:

Jaar 2007 2008

Correctie € 612.875 € 560.525

De bedragen zijn herleid uit het aangetroffen geldbedrag, vermeerderd met de vermoedelijk gedane (geschatte) uitgaven die u in de betreffende jaren heeft verricht.

Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1)

Uw belastbare inkomens uit werk en woning (box 1) zijn door mij vastgesteld aan de hand van de bovenstaande gegevens. De inkomsten zijn als winst uit onderneming dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden aangemerkt en als volgt becijferd:

Jaar 2007 2008

Horloges € 0 € 4.350

Huur € 24.000 € 24.000

Levensonderhoud € 24.000 € 24.000

Correctie inkomen € 612.875 € 560.525

Belastbaar inkomen € 660.875 € 612.875

Uit strafrechtelijke onderzoek is naar voren gekomen dat u een leidinggevende rol vervult binnen de [naam] clan van de 'Ndrangetha en dat uw zwager [verdachte 1] betrokken is bij de handel in cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat de belangrijkste economische activiteit van de 'Ndrangetha de grootschalige handel in cocaïne is en dat hiermee grote (contante) geldbedragen gemoeid zijn en hoge winsten behaald worden. Dit wordt bevestigd door het feit dat in uw woning een grote hoeveelheid contant geld, een geldtelmachine en een vals gelddetectie-apparaat zijn aangetroffen. De verklaringen over de herkomst van dit geld zijn tegenstrijdig en ongeloofwaardig. De hierboven opgesomde feiten en omstandigheden duiden erop dat Nederland in ieder geval sinds eind 2005 de uitvalsbasis voor de [naam] clan is en dat (vanuit) hier te lande illegale activiteiten werden geëntameerd. lk stel mij op het standpunt dat u in ieder geval sedert 2006, doch vermoedelijk al eerder, grote bedragen aan inkomsten uit in Nederland verrichte wederrechtelijke activiteiten heeft genoten. Het op 12 maart 2009 in uw woning aangetroffen geldbedrag is naar alle waarschijnlijkheid de verkoopopbrengst van of de aankoopsom voor een partij verdovende middelen en indicatief voor de omvang van de verdiensten uit die wederrechtelijke activiteiten.

Opbouw rendementsgrondslag belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3)

Jaar 2007 2008

Grondslag 1-1 € 660.875 € 612.845

Grondslag 31-12 € 612.875 € 560.525

Gemiddelde grondslag € 636.875 € 586.700

Motivering boete

Aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 en 2008

Naast de gevolgen voor de belastingheffing is gelijktijdig met het vaststellen van de aanslag een boete opgelegd. Het betreft een vergrijpboete ingevolge artikel 67d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna AWR) juncto hoofdstuk 1 en 3 van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (hierna BBBB. Deze boete bedraagt 50% van het bedrag van de aanslag.

Mij zijn de volgende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan ik deze boete opleg: Uit onderzoek is het vermoeden gerezen dat u lid bent van en leiding geeft aan de Calabrese tak van de Italiaanse maffia, genaamd 'Ndrangheta, dat u sedert 2006 in Nederland verblijft en zich hier te lande bezig hebt gehouden met de handel in verdovende middelen, waarschijnlijk cocaïne. Omtrent de herkomst van de op 12 maart 2009 in uw woning aangetroffen contante geldsommen, kostbare horloges en andere voorwerpen (waaronder een vuurwapen, een geldtelmachine, een vals geld-detectieapparaat, (ver)vals(t)e identiteitsbewijzen, een kogel(steek)werend vest alsmede een elftal GSM-toestellen, een drietal pruiken en een grote hoeveelheid betalingsbewijzen) heeft u tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen afgelegd.

U heeft sedert uw verblijf in Nederland nooit om uitreiking van een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verzocht.

Aan u zijn op 28 april 2009 door de inspecteur vragen gesteld over uw woonplaats, de herkomst van de in uw woning aangetroffen gelden en goederen, hoe u in uw levensonderhoud heeft voorzien, uw zakelijke activiteiten en uw verdiensten daarmee. Door u zijn niet alle gevraagde gegevens en inlichtingen verstrekt dan wel is onjuiste informatie verstrekt.

Verder heeft u de op 28 april 2009 aan u uitgereikte aangiftebiljetten inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2007 en 2008 niet retourgezonden.

lk ben van oordeel dat u (binnenlands) belastingplichtig bent en substantiële inkomsten heeft genoten uit illegale activiteiten, vermoedelijk de handel in verdovende middelen (cocaïne) U heeft over de jaren 2007 en 2008 opzettelijk geen aangifte gedaan van uw inkomsten en vermogensbestanddelen. U wist, dan wel behoorde te weten, dat deze inkomsten en vermogensbestanddelen op de aan u uitgereikte aangiftebiljetten verantwoord dienen te worden,

Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden ben ik van mening dat er sprake is van het bewust, of ook wel met opzet, nalaten om de uitgereikte aangiftebiljetten in te dienen, dan wel dat u zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de geenszins te verwaarlozen kans dat, door het niet indienen van deze aangiftebiljetten te weinig belasting zou worden geheven. Op grond hiervan ben ik van mening dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet.

Nadere motivering van de vergrijpboete; strafverzwarende factoren

De feiten die aan de correcties ten grondslag liggen, zijn van een zodanige aard dat u wist of behoorde te weten dat er als gevolg van het niet doen van aangifte geen dan wel te weinig belasting zou worden geheven. Dit betekent dat er sprake is van opzet. Op grond van paragraaf 26 van het Besluit Bestuurlijke Boete Belastingdienst (hierna BBBB) leidt dat gedrag in principe tot een boete van 50%. Daarom heb ik naast de aanslag over de correctie van het inkomen uit werk en woning een vergrijpboete opgelegd.

De vergrijpboete ex artikel 67d Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) juncto de paragrafen 25 en 26 BBBB is van toepassing op de aanslagen over het belastingjaar 2007 en 2008.

Gezien de aard en omvang van de bedoelde feiten is er echter tevens sprake van strafverzwarende omstandigheden als bedoeld in paragraaf 8 van het BBBB, meer in het bijzonder gelegen in het feit dat u geen dan wel tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, dat u de door de inspecteur gestelde vragen niet dan wel onvolledig dan wel onjuist heeft beantwoord en dat u de aan u uitgereikte aangiftebiljetten niet heeft geretourneerd. Vanwege de ernst van deze gedragingen, af te leiden uit de hierboven vermelde feiten en omstandigheden zoals gebleken uit het onderzoek, ben ik van mening dat op grond van paragraaf 8 BBBB de boete verhoogd dient te worden tot 100%.

Daarenboven is het bedrag van de te weinig geheven belasting - zowel in absolute als in relatieve zin - een groot bedrag, waardoor er sprake is van ernstige, omvangrijke en tevens ook verhoudingswijs omvangrijke fraude, zodat in beginsel geen kwijtschelding wordt verleend van de wettelijke boete van 100%.

Mij zijn geen verzachtende of financiële omstandigheden bekend die een verdergaande kwijtschelding rechtvaardigen en tot een matiging van de opgelegde boete leiden (paragraaf 7 BBBB).

Ingevolge artikel 67k, tweede lid, AVVR juncto paragraaf 11 van het BBBB heeft u het recht om de in deze kennisgeving vermelde gronden gemotiveerd te betwisten.

In verband met de spoed waarmee de aanslagen moesten worden opgelegd, kon ik u niet vooraf in de gelegenheid stellen om de gronden die mij aanleiding hebben gegeven de aanslag met boete op te leggen gemotiveerd te betwisten voordat de belastingaanslag en de vergrijpboete daadwerkelijk waren opgelegd. U wordt hiermee echter niet in uw rechten geschaad,

Deze mededeling is gebaseerd op artikel 67g van de AWR alwaar geregeld is dat de inspecteur uiterlijk bij het opleggen van de belastingaanslag bij een voor bezwaar vatbare beschikking de belastingplichtige in kennis stelt van de gronden waarop de oplegging van de boete berust.

(…)”

13. Verweerder heeft de aanslag ib/pvv 2009, alsmede de daarbij opgelegde vergrijpboete toegelicht bij brief van 21 december 2012. De toelichting komt in grote lijnen overeen met die voor de jaren 2007 en 2008.”

Tegen de vaststelling van de feiten door de rechtbank zijn door partijen geen bezwaren aangevoerd, behoudens dat de inspecteur heeft gesteld dat de rechtbank ten onrechte ervan is uitgegaan dat de uitlevering van belanghebbende heeft plaatsgevonden op 20 mei 2009 in plaats van 11 juni 2009. Voorts heeft de inspecteur erop gewezen dat de rechtbank onder 4 ten onrechte heeft vastgesteld dat er geen huurcontract is aangegroffen ter zake van [adres 1] , terwijl in onderdeel 21 van de uitspraak van de rechtbank (naar het Hof begrijpt: met juistheid) is vermeld dat wel een huurcontract ter zake van deze woning is aangetroffen, maar dat dit contact niet op naam stond van belanghebbende. Het Hof zal – met inachtneming van deze corecties – ook uitgaan van die feiten en voegt hier nog het volgende aan toe.

2.2.

In een tot de stukken behorend proces-verbaal ‘Aanvraag vordering verstrekking historische gegevens’ is onder meer het volgende vermeld:

AanleidingOp [datum] , omstreeks [tijdstip] zijn in [plaats] , Duitsland een zestal Italiaanse mannelijke inwoners (…) doodgeschoten. (…)Naar aanleiding van het bovengenoemde voorval is direct door de Duitse autoriteiten een onderzoek ingesteld (…).Uit het Duitse onderzoek kwam naar voren dat één van de daders genaamd is:[belanghebbende], (…) verblijvende op het adres [adres 5] te [plaats] , Duitsland. Sinds [datum] is de verdachte [belanghebbende] voortvluchtig.Op 31 augustus 2007 heeft de Duitse autoriteit, een internationaal arrestatie bevel doen uitgaan waarin wordt verzocht tot de aanhouding en uitlevering van [ belanghebbende] (…).”

2.3.

Tot de stukken behoort een onderzoeksrapport (Ermittlungsbericht) betreffende de inzet van Duitse speurhonden. Volgens een begeleidend proces-verbaal van 7 oktober 2009 gaat het hier om honden die in staat zijn menselijke geursporen te volgen die vele weken oud zijn. In het Ermittlungsbericht is onder meer het volgende vermeld:

“Am 04.12.2008 wurde den Hunden eine Geruchsprobe von [belanghebbende] voorgehalten.Zunächst wurde die Adresse [adres 6] aufgesucht, dort meldeten alle vier (…) Hunde die frühere Anwesenheit vom Gesuchten.”

Voorts is beschreven hoe de honden het aan belanghebbende toegeschreven geurspoor verder in [plaats] hebben gevolgd via een adres in [plaats] tot een busstation in de buurt van het [naam complex] .

2.4.

Tot de stukken behoort een proces-verbaal van 19 maart 2009 van het aantreffen in ‘slaapkamer 3’ van de woning te [adres 1] van twee horloges en aankoopnota’s daarvan. Het gaat om een Rolex en daarvan een aankoopnota van € 4.350 met datum 26 oktober 2008, en een Breitling en daarvan een aankoopnota van € 2.250 met datum 17 februari 2009.

2.5.

Tot de stukken behoort een proces-verbaal van 26 maart 2009 betreffende het aantreffen van onder meer € 545.575 in contanten en een geldtelmachine in ‘slaapkamer 1’ van de woning te [adres 1] . In dit stuk is vermeld dat deze kamer in gebruik was bij [verdachte 1] .

2.6.

Tot de stukken behoort een proces-verbaal van 26 maart 2009 betreffende het aantreffen van € 40.100 in contanten in ‘slaapkamer 3’ van de woning te [adres 1] . In dit stuk is vermeld dat deze kamer in gebruik was bij belanghebbende en dat bij de contante gelden een identiteitsbewijs is aangetroffen van [naam] (de echtgenote van belanghebbende).

2.7.

Op 15 april 2009 is [naam 5] , werkzaam bij [naam bedrijf 2] te [plaats] , als getuige gehoord. Volgens dit proces-verbaal zijn [naam 5] enkele foto’s voorgehouden. In verband daarmee is in het proces-verbaal het volgende vermeld:

“Alleen het fotoblad met de vier foto’s met daarop (…) de persoon genaamd [verdachte 1] herkende de getuige als iemand die mogelijk een keer bij de getuige in zijn bedrijf (…) is geweest.”

2.8.

In de vragenbrief aan belanghebbende van de inspecteur van 28 april 2009 is onder meer het volgende vermeld:

“Woonplaats(…)1. Ik verzoek u mij een overzicht te geven van alle adressen war u vanaf 1 januari 2006 heeft verbleven;2. Een overzicht van de door u betaalde verblijfskosten zoals huur, energie, water enz., en uit welke bron zijn deze uitgaven door u betaald;3. Heeft u in de betreffende periode altijd samengewoond met uw vrouw, zo nee, dan verzoek ik [u] mij een overzicht te geven van adressen waar u verbleef en een overzicht te geven van de adressen waar uw vrouw verbleef. Indien er ook derden bij [u] verbleven dan verzoek ik [u] mij aan te geven wie die derden zijn en wat de reden is dat zij (…) bij u verbleven?4. Op welke wijze zijn u en uw vrouw naar Nederland gekomen en wat is daar de reden van?5. Waarom hebben u en uw vrouw zich nimmer ingeschreven in Nederland?”

2.9.

In een brief van gemachtigde van 26 mei 2009 is onder meer het volgende vermeld:

“Op 28 april 2009 is aan cliënt een groot aantal stukken betekend; blijkens bijgaande akte van die datum ook: “Aangiftebiljetten W 2007 en 2008 en verzoek om informatie”. Het verzoek om informatie is aangetroffen, de aangiftebiljetten evenwel niet. (…) Ik verzoek u mij de aangiftebiljetten alsnog toe te zenden”.

2.10.

Op 26 mei 2009 heeft gemachtigde bezwaarschriften ingediend tegen de aanslag ib/pvv 2006 en de voorlopige aanslagen ib/pvv 2007, 2008 en 2009 ten name van belanghebbende. In deze bezwaarschriften is onder meer het volgende vermeld:

“Cliënt heeft tot medio 2007 een pizzeria in [plaats] , Duitsland, geëxploiteerd. Eind 2006 is cliënt gedetineerd in Italië. Hij is op 29 juni 2007 vrij gekomen en, na een korte periode van justitieel toezicht, op 8 augustus 2007 naar Duitsland gegaan. Op [datum] is in [plaats] een zesvoudige moord gepleegd. Cliënt werd al spoedig verdacht van het medeplegen van die moord. Uit angst voor vervolging is cliënt gevlucht, en ondergedoken in Italië met zijn vrouw [naam] en zijn pas geboren zoontje [naam] .Cliënt is niet in staat om te verklaren, op welke adressen hij sedertdien heeft verbleven (…). Hij heeft niet op Nederlandse adressen verbleven tot 2009.Cliënt is begin 2009 naar Nederland gekomen met vrouw en kind. (…)Cliënt woonde en werkte van 1997 tot en met augustus 2007 in Duitsland, waar hij ook belasting betaalde. Ik zend u hierbij de financiële overzichten van 2006 en van het eerste halfjaar 2007 (…).Cliënt had in de jaren 1997-2007 jaarlijks enkele duizenden euro’s gespaard in zijn pizzeria. Deze bedragen heeft hij in contanten meegenomen en gezonden naar Italië. Het bij hem aangetroffen bedrag van € 40.100,- is voornamelijk spaargeld uit deze periode; (…)Cliënt heeft afgezien van een korte periode van ruim één maand voorafgaand aan zijn aanhouding op 13 maart 2009 niet in Nederland verbleven behalve voor zeer korte bezoeken. Cliënt heeft nimmer gewerkt in Nederland. Hij is ook niet anderszins economisch actief geweest in Nederland.”

2.11.

In een brief van gemachtigde aan de inspecteur van 24 juni 2009 is onder meer het volgende vermeld:

“Ik verzocht u bij brief van 26 mei 2009 (…) mij alsnog twee ontbrekende aangiftebiljetten toe te zenden. Ik mocht nog niet van u vernemen. Graag hoor ik spoedig van u.(…)Op de meeste door u gestelde vragen vindt u het antwoord in de bezwaarschriften. Ik doe thans een poging om op grond van de mij thans beschikbare informatie (…) te antwoorden op uw vragen.woonplaats1. In 2006 en 2007 woonde cliënt op het adres (…) te (…) [plaats] , Duitsland. Hij is van 29 december tot 29 juni 2007 gedetineerd geweest in Italië en heeft daarna tot 4 augustus 2007 wegens huisarrest verbleven in het dorp (…) in Italië. Vervolgens is cliënt op 4 augustus 2007 naar Duitsland teruggegaan om zaken te regelen. Na de moorden in [plaats] (…) is hij ondergedoken. (…)2. Deze informatie is mogelijk nog eschikbaar met betrekking tot het Duitse adres (…) maar nog niet in mijn bezit. Met betrekking tot de verblijfadressen beschikt cliënt in het geheel niet over dergelijke informatie.

3. Voorzover ik weet heeft cliënt tot zijn detentie in 2006-2007 met zijn vrouw gewoond en ook gedurende het grootste deel van de periode [naar het Hof leest: van] zijn vluchtperiode was dit het geval;4. In het kader van het onderduiken zijn zij in Nederland gekomen, naar ik begrijp per auto omdat zij hoopten hier veilig te zijn voor de Italiaanse/Duitse justitie;5. Omdat hij voor de Duitse en Italiaanse Justitie op de vlucht was heeft cliënt zich niet ingeschreven in Nederland met zijn vrouw en kind.”

2.12.

Bij brief van 5 augustus 2011 heeft gemachtigde het voorblad van het aangiftebljet ib/pvv 2009 oningevuld geretourneerd en het standpunt ingenomen dat belanghebbende niet in Nederland belastingplichtig is. Ter motivering van dit standpunt heeft gemachtigde onder meer het volgende vermeld:

“[Belanghebbende] verbleef slechts enkele weken in Nederland toen hij op 13 maart 2009 werd aangehouden (…). [Belanghebbende] had niet de intentie lang in Nederland te blijven, omdat hij internationaal gezocht werd voor een zesvoudig(e) moord in 2007 in [plaats] en zijn verblijfplaats daarom frequent wisselde. (…) [Belanghebbende] heeft slechts zeer kort verblijf en geen woonplaats gehad in Nederland en hij stelt zich daarom op het standpunt dat hij niet belastingplichtig is in Nederland, zodat hij ook geen aangifte behoeft te doen.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in geschil of belanghebbende in de jaren 2007 tot en met 2009 als binnenlands belastingplichtige kan worden aangemerkt, en – indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord – of belanghebbende in die jaren Nederlands inkomen heeft genoten als bedoeld in art. 7.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).

3.2.

Voorts is – evenals bij de rechtbank – in geschil of belanghebbende de vereiste aangifte heeft gedaan als bedoeld in artikel 8 van de AWR, of hij heeft voldaan aan zijn informatie-plicht en of de inspecteur zich terecht op het standpunt stelt dat – bij ontkennende beantwoording van een van deze vragen – de omkering en verzwaring van de bewijslast van toepassing is.

3.3.

Met betrekking tot de door de rechtbank toegekende vergoeding voor proceskosten is in geschil – het incidenteel hoger beroep ziet hierop – of de juiste wegingsfactor voor de zwaarte van de zaak is toegepast als bedoeld in de bijlage van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

3.4.

Indien er geen grond is voor het opleggen van een aanslag ib/pvv voor de jaren 2007 tot en met 2009 is, naar het Hof de standpunten van partijen verstaat, niet in geschil dat in dat geval niet alleen de aanslagen ib/pvv moeten worden vernietigd, maar ook de aanslagen iab zvw voor die jaren, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing