Gerechtshof Amsterdam, 06-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1199, 000066-18
Gerechtshof Amsterdam, 06-04-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1199, 000066-18
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 6 april 2018
- Datum publicatie
- 16 april 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2018:1199
- Zaaknummer
- 000066-18
Inhoudsindicatie
Verzoek ex artikel 89 Sv - De waarschijnlijkheid van een veroordeling bij een vervolging die niet is voortgezet, is op zichzelf geen bruikbaar criterium voor het billijkheidsoordeel over de toekenning of afwijzing van schadevergoeding op de voet van artikel 89 Sv. Van feiten of omstandigheden die overigens zouden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek, is niet gebleken. Toewijzing verzoek.
Uitspraak
beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000067-18 (89 Sv) en 000066-18 (591a Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13-659044-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2017 op het verzoekschrift op de voet van de artikelen 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. A. Kilinç, [adres].
1 Inhoud van het verzoekschrift
Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv tot een bedrag van € 105,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van:
-
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 4.638,41;
-
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00 voor het indienen van het verzoekschrift en de behandeling in raadkamer in eerste aanleg, vermeerderd met € 280,00 voor de behandeling in raadkamer in hoger beroep.
2 Procesverloop
Het hoger beroep is op 21november 2017 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 maart 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.
3 Beoordeling van het hoger beroep
De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen.
Het hoger beroep hiervan is tijdig ingesteld.
Het inleidende verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Appellant is op 17 januari 2016 te 13.30 uur in verzekering gesteld en die zelfde dag in vrijheid gesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Gelet op de afspraken binnen het LOVS wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend van € 105,00 per dag die in een politiecel is doorgebracht. In artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden wordt geen vergoeding toegekend indien de verzekering minder dan vierentwintig uren heeft geduurd. Dit is alleen anders indien de verzekering minder dan 24 uur heeft geduurd maar wel de nacht heeft omvat. In dat laatste geval wordt eenzelfde vergoeding toegekend (vergl. ECLI:NL:GHAMS:2017:590). Dat geval doet zich hier echter niet voor.
Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen geen gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door appellant ondergane verzekering.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en daartoe –kort gezegd- overwogen dat de zaak is geseponeerd en geenszins is uitgesloten dat de rechtbank tot een veroordeling van verzoeker zou zijn gekomen, mocht de officier van justitie tot dagvaarding zijn overgegaan.
De waarschijnlijkheid van een veroordeling bij een vervolging die niet is voortgezet, is op zichzelf geen bruikbaar criterium voor het billijkheidsoordeel over de toekenning of afwijzing van schadevergoeding op de voet van artikel 89 Sv. Van feiten of omstandigheden die overigens zouden moeten leiden tot afwijzing van het verzoek, is niet gebleken.
Het hof acht dan ook gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding van kosten van rechtsbijstand in de strafzaak van € 4.638,41 en in de onderhavige verzoekschriftprocedure van € 830,00.