Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1614, 16/00527

Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:1614, 16/00527

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 mei 2018
Datum publicatie
22 augustus 2018
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:1614
Zaaknummer
16/00527

Inhoudsindicatie

Formeel recht; is verzuimboete terecht opgelegd aan belanghebbende? Is aanmaning voor het doen van aangifte ontvangen door belanghebbende? AVAS? Beroep op vertrouwensbeginsel door belanghebbende terecht?

Uitspraak

kenmerk 16/00527

17 mei 2018

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: J.A. Klaver (Werkkollektief Hoorn) te Hoorn

tegen de uitspraak van 21 oktober 2016 in de zaak met kenmerk HAA 16/1420 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.029 en bij afzonderlijke beschikking een verzuimboete opgelegd van € 344.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 11 februari 2016 de aanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 49. Tevens is een kostenvergoeding bezwaar toegekend van € 123 (€ 246 x wegingsfactor 0,5).

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 21 oktober 2016 – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – als volgt op het beroep van belanghebbende beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- handhaaft de boete;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.238;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 november 2016. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft een als verzoek om indiening conclusie van repliek aangeduid nader stuk ingediend, bij het Hof ingekomen op 1 mei 2017.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 maart 2018. Belanghebbende is niet verschenen. Namens belanghebbende is gemachtigde verschenen. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. T.V. van der Veen en mr. J.H. van Wier. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven geen afschrift van het nader stuk (zie onder 1.5) te hebben ontvangen. Na ontvangst van een afschrift hiervan ter zitting en lezing daarvan heeft de inspecteur verklaard er geen bezwaar tegen te hebben als het nader stuk tot de stukken van het geding wordt gerekend. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 1 tot en met 6 van haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres staat sinds 15 maart 2006 tot heden in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres [A-straat] te [Z] .

2. Verweerder heeft eiseres begin 2015 uitgenodigd tot het doen van aangifte inkomstenbelasting 2014 vóór 1 april 2015.

3. Verweerder heeft eiser bij brief van 26 juni 2015 een herinnering tot het doen van aangifte verzonden. (…).

4. Verweerder heeft op 14 oktober 2015 een aangifte ib/pvv 2014 van eiser ontvangen; deze is getekend op 11 oktober 2015.

5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de boete en verzocht deze te verminderen naar € 49. In bezwaar is verzocht om een kostenvergoeding.

6. Bij uitspraak op bezwaar is de boete verminderd tot € 49 en is een kostenvergoeding toegekend van € 123 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 246 en een wegingsfactor 0,5). De wegingsfactor is daarbij als volgt bepaald: “De wegingsfactor is afhankelijk van het relatieve gewicht van de zaak. Daarbij wordt de complexiteit van het bezwaar beoordeeld. De onrechtmatigheid van de aanslag was eenvoudig vast te stellen. Ik ben van mening dat het een lichte zaak betreft. In dat geval wordt de wegingsfactor gesteld op 0,5.”.”

Partijen hebben tegen deze feiten geen bezwaren aangevoerd. Derhalve gaat ook het Hof van deze feiten uit en voegt het daar nog het volgende aan toe.

2.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 september 2015 aan belanghebbende een aanmaning verzonden. In de aanmaning is de volgende passage opgenomen:

“De aangifte moest vóór 1 mei 2015 bij ons binnen zijn. Op 26 juni 2015 stuurde ik u een herinnering voor uw aangifte inkomstenbelasting over 2014. Ik heb uw aangifte nog niet ontvangen. Uw aangifte moet nu uiterlijk 13 oktober 2015 bij ons binnen zijn.”

2.3.

In het bezwaarschrift van belanghebbende is door gemachtigde het volgende geschreven:

“(…)

dat (…) de boete buitenproportioneel is;

dat cliënte aangifte heeft gedaan, voordat haar een ambtshalve aanslag was opgelegd, zodat u de beschikking had over alle elementen om deze aanslag conform de aangifte op te leggen;

dat in gevallen als deze de verzuimboete maximaal € 49,00 bedraagt, zodat ook om die reden deze aanslag niet in stand kan blijven.

Ondergetekende verzoekt u om een tegemoetkoming in de kosten beroepsmatig verleende bijstand als u besluit over te gaan tot honorering van dit bezwaarschrift. (…)”

2.4.

In de brief van de inspecteur met het onderwerp ‘Toelichting op uitspraak op bezwaar en verzoek kostenvergoeding’, met dagtekening 27 januari 2016, is het volgende vermeld:

“Op (…) heb ik uw brief ontvangen, waarin u namens (…) bezwaar maakt tegen de definitieve aanslag (…). U hebt tevens verzocht om vergoeding van de kosten die uw cliënt in verband met de behandeling van dit bezwaar heeft moeten maken.

Inhoudelijk kom ik geheel tegemoet aan uw bezwaar. (…)

Deze beslissing maakt onderdeel uit van de uitspraak op uw bezwaarschrift die u inmiddels heeft ontvangen of binnenkort zult ontvangen. (…)”

2.5.

In de uitspraak op bezwaar met dagtekening 11 februari 2016 is door de inspecteur het volgende geschreven:

“U heeft bezwaar gemaakt (…)

De inspecteur heeft besloten aan uw bezwaar tegemoet te komen. Als gevolg hiervan is de aanslag verminderd met € 295.

(…)

Verzuimboete

U heeft niet (of niet binnen de gestelde termijn volgens artikel 9, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen) voldaan aan de aanmaning tot het doen van aangifte. Dit wordt aangemerkt als een verzuim. Daarom is ingevolge artikel 67a Algemene wet inzake rijksbelastingen, naast het bedrag van de aanslag, een verzuimboete opgelegd van € 49.

Het bedrag van de verzuimboete is vastgesteld met toepassing van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst.”

2.6.

In hoger beroep heeft de inspecteur ter zitting het volgende verklaard:

“(…) In Heerlen heeft de Belastingdienst een zogenoemde scanstraat. In oktober 2015 was het niet zo druk. (…)

De aangifte is op 14 oktober 2015 binnengekomen. In Heerlen worden de ontvangen brieven per dag verwerkt. Per stapel, gesorteerd per dag, worden de binnengekomen poststukken ingeboekt in de systemen. De gegeven datum is 14 oktober 2015; dat zien we in het computersysteem. (…)

Doorgaans wordt aan de randen van de papieren aangiften een codering geplaatst waaruit je de datum van ontvangst door de Belastingdienst kunt afleiden, maar in de bijlage bij mijn verweerschrift in beroep is die codering niet zichtbaar. (…)

Op de vraag van het Hof of de aangifte op 15 oktober 2015 is binnengekomen bij de Belastingdienst, geef ik als antwoord dat de aangifte op 14 oktober 2015 is binnengekomen. De registratiedatum van de aangifte is 14 oktober 2015. Dat zou ook het geval zijn als de binnengekomen aangiften pas op 20 oktober 2015 worden gescand. Tegenwoordig komen er nog weinig papieren aangiften binnen bij de Belastingdienst. Ze worden in kratjes aangeleverd; deze worden per dag van binnenkomst opgestapeld en daarbij wordt de dag van binnenkomst vastgelegd. Voor die vastlegging is de datum waarop de aangiftebiljetten worden gescand verder niet relevant. In ons systeem hebben we gezien dat de dag van binnenkomst van de onderhavige aangifte 14 oktober 2015 is. Op de opmerking van de voorzitter dat de aangifte is binnengekomen na het aangifteseizoen en op de vraag van het Hof of een ontvangstbevestiging wordt verzonden aan de indiener van een papieren aangifte, reageer ik als volgt. Het is nog nooit gebeurd dat we een ontvangstbevestiging sturen aan de indiener van een papieren aangifte. Na het elektronisch indienen van een aangifte ontvangt de indiener direct automatisch een ontvangstbevestiging. In het geval een papieren aangifte wordt ingediend bij een loket van de Belastingdienst, ontvangt de indiener eveneens aan de balie een ontvangstbevestiging met daarop de datum van ontvangst. (…)”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Voor het Hof is in geschil of de verzuimboete terecht is opgelegd aan belanghebbende.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing