Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3821, 17/00464

Gerechtshof Amsterdam, 20-09-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:3821, 17/00464

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 september 2018
Datum publicatie
16 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:3821
Zaaknummer
17/00464

Inhoudsindicatie

Wet waardering onroerende zaken; waardering woning

Uitspraak

kenmerk 17/00464

20 september 2018

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[naam] te [plaats 1] , belanghebbende,

gemachtigde: A. Oosters (WOZ-Consultants te Arnhem)

tegen de uitspraak van 24 juli 2017 in de zaak met kenmerk HAA 17/1514 van de Rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Medemblik, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) genomen beschikking met dagtekening 20 februari 2016 de waarde van de onroerende zaak [adres 1] te [plaats 1] (hierna: de woning) voor het jaar 2016 (hierna ook: de WOZ-waarde), vastgesteld op € 266.000. In hetzelfde geschrift is ook de aanslag onroerendezaakbelastingen 2016 bekend gemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 7 februari 2017 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij de uitspraak van 24 juli 2017 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof per fax ingekomen op 5 september 2017. Bij brief van 4 oktober 2017 heeft belanghebbende het hoger beroepschrift aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 12 juni 2018 een pleitnota ingediend bij het Hof, met betrekking tot de onderhavige zaak en de zaak met kenmerk 17/00211. Een afschrift hiervan is verzonden aan de heffingsambtenaar.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 juli 2018. De onderhavige zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met kenmerk 17/00211. Namens belanghebbende is verschenen gemachtigde voornoemd. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen T.S. Medemblik en M.O. Vermeulen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’ – de navolgende feiten vastgesteld.

“1. Eiseres is eigenaar van de woning. De woning is een vrijstaande woning met een garage en een berging. De inhoud van de woning is 300 m³ en het perceeloppervlakte bedraagt 950 m².

2. In haar uitspraak van 2 maart 2017 (ECLI:NL:RBNHO:2017:2856) heeft de rechtbank naar aanleiding van het door eiseres ingestelde beroep tegen de door verweerder voor het belastingjaar 2015 voor de woning vastgestelde waarde van € 266.000, geoordeeld dat zij de voor dat jaar vastgestelde waarde niet te hoog geacht. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat zij het vergelijkingsobject [adres 2] , vanwege de aanwezigheid van een ruime garage met atelierruimte en een gastenverblijf onvoldoende vergelijkbaar is.

3. In de in laatstgenoemde rubriek genoemde uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de in het door eiseres overgelegde taxatierapport genoemde woningen [adres 3] te [plaats 2] en [adres 4] te [plaats 3] onvoldoende vergelijkbaar zijn.”

2.2.1.

Partijen hebben met betrekking tot de feitenvaststelling van de rechtbank een enkele verbetering voorgesteld. Met inachtneming van deze verbetering, als hierna vermeld, aangevoerd onder verwijzing naar het betreffende onderdeel van de uitspraak van de rechtbank, gaat ook het Hof voor het overige uit van de feiten die de rechtbank heeft vastgesteld.

2.2.2.

Het perceeloppervlak, behorende bij de woning, bedraagt 920 m2 (onderdeel 1 van de uitspraak van de rechtbank).

2.3.

Het Hof voegt aan bovengenoemde feiten nog het volgende toe. Op 19 december 2017 is de woning voor een bedrag van € 260.000 verkocht, nadat deze via een makelaar is aangeboden voor een vanaf-prijs van € 245.000.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2015 niet te hoog is vastgesteld.

4 Beoordeling van het geschil door de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil door het Hof

6 Kosten

7 Beslissing