Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4340, 17/00487 en 17/00488

Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4340, 17/00487 en 17/00488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 oktober 2018
Datum publicatie
10 april 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4340
Formele relaties
Zaaknummer
17/00487 en 17/00488

Inhoudsindicatie

Douane. Had de inspecteur op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het CDW moeten afzien van boeking achteraf?

Uitspraak

kenmerken 17/00487 en 17/00488

23 oktober 2018

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X BV] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: C. van Oosten

tegen de uitspraak van 21 augustus 2017 in de zaak met kenmerken HAA 15/2937 en

HAA 15/2938 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

Kenmerk 17/00487

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 juli 2010 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling van douanerechten (UTB) van € 225.984,36 uitgereikt ( [nummer 1] ).

Kenmerk 17/00488

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 15 juli 2010 aan belanghebbende een UTB van € 99.982,46 uitgereikt ( [nummer 2] ).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraken, gedagtekend 19 mei

2015, de UTB’s gehandhaafd.

1.3.

De tegen deze uitspraken ingestelde beroepen heeft de rechtbank in haar uitspraak van

21 augustus 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27

september 2017, en aangevuld bij brief van 21 november 2017. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2018, tegelijk met het

onderzoek in de zaak met kenmerken 17/00485 en 17/00486. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde, tot bijstand vergezeld van [A] . Namens de inspecteur zijn verschenen mr. U. Gürsültür, mr. E.H. Mennes en S. el Olskhiri. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.6.

Bij brief van 23 augustus 2018 heeft het Hof het onderzoek heropend. Bij brief van 11 september 2018 heeft de inspecteur stukken aan het Hof doen toekomen. Een afschrift is aan belanghebbende gezonden. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming verleend een nadere zitting achterwege te laten. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’.

“1. Eiseres is een logistiek dienstverlener en treedt op als douane-expediteur ten behoeve van verschillende opdrachtgevers. Eiseres heeft in opdracht van [BV 1] . en [BV 2] , op eigen naam en voor eigen rekening aangiften gedaan voor de regeling brengen in het vrije verkeer van pinda bevattende producten. De goederen zijn aangegeven onder de GN-code 2008 11 91 90.

2. Tot de stukken van het geding behoort een brief van HM Customs and Excise, Tariff and Statistical Office , van 16 november 1995 aan de Belastingdienst/Douane District Hoofddorp. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

I have enclosed a copy of the BTI (reference number NL 199502159450025-0 ) and its record on the EBTI database. The product, classified to CN subheading 19059090, is described as “peanut crackers, being peanuts with small layer of dough.”

(…)

The United Kingdom does not regard such goods as ‘bakers wares’ and has classified very similar products to the above under heading 200811.

(…)”

3. Tot de stukken van het geding behoren tevens twee uitslagen van het Douane Laboratorium van 31 december 1996. Als advies goederencode is opgenomen 2008 11 94.

4. Tot de stukken van het geding behoort voorts een op 4 juni 1997 aan [BV 1] . afgegeven bti met het nummer NL 19970516-566-0358-0 . In vak 6 ‘Indeling van het goed in de douanenomenclatuur’ is vermeld: “20081194”.

5. Tot de stukken van het geding behoort voorts een brief van 2 juni 1998 van de Directie douane Rotterdam aan de heer [B] , werkzaam bij [advocatenkantoor] . In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Betreft

Indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur van “gecoate pinda’s” (intrekken BTI nummer NL 19970516-566-0358-0 )

(…)

Bovengenoemde kwestie is in 1997 in een brief voorgelegd aan het Directoraat generaal XXI van de Europese Commissie. In haar antwoord heeft de Europese Commissie meegedeeld dat bovengenoemde producten dienen te worden ingedeeld onder post 19.05 van de GN.

Blijkens de door u overgelegde correspondentie is de douane van het Verenigd Koninkrijk de mening toegedaan dat dergelijke producten onder post 20.08 van de GN moeten worden ingedeeld. Teneinde een eenduidige indeling binnen de Europese Gemeenschap te bewerkstelligen, zal ik deze kwestie nogmaals voorleggen aan de Europese Commissie, met de vraag om voor deze goederen een indelingsverordening vast te stellen.

In afwachting van een gepubliceerde indelingsverordening zullen bedoelde goederen door de Nederlandse douane ingedeeld worden onder post 19.05 van de GN. Tegen deze indeling (in de vorm van de intrekking van een B.T.I. dan wel een door de Douane gecorrigeerde aangifte voor het vrije verkeer) kunt u bezwaar maken bij de Inspecteur in het desbetreffende douanedistrict.

(…)”

6. Tot de stukken van het geding behoort een uitspraak op bezwaar van 14 september 1998 gericht aan [BV 1] . In deze uitspraak op bezwaar is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

Uit de verkregen informatie van de Directie douane blijkt dat er zodanige verwarring over de indeling van de zogenaamde “Japanse nootjes” is dat de Directie douane besloten heeft dat ze ingedeeld blijven onder de in de BTI genoemde goederencode.

Tevens heeft de Directie douane deze problematiek voorgelegd aan het Directoraat Generaal XXI van de Europese Commissie. Het is de bedoeling dat dit instituut een beslissing , in de vorm van een Indelings Verordening, gaat nemen die voor de gehele EU geldt.

(…)”

7. Tot de stukken van het geding behoort tevens een op 18 september 1998 aan [BV 1] . afgegeven bti. In vak 6 ‘Indeling van het goed in de douanenomenclatuur’ is vermeld: “20081194”.

8. Tot de stukken van het geding behoren uitslagen van monsteronderzoeken van 14 januari 1999, 2 mei 2001, 5 juli 2001, 8 augustus 2001, 10 oktober 2001, 14 november 2001, 8 januari 2002, 12 november 2003, 18 november 2004 en 22 november 2005. In alle uitslagen is vermeld dat de producten moeten worden ingedeeld onder GS-post 2008.

9. Tot de stukken van het geding behoort een brief van 16 juni 2008 van de heer [B] , werkzaam bij [advocatenkantoor] , aan [ambtenaren] , werkzaam bij verweerder. In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

1. Algemeen

Eind november 2007 werd ondergetekende bekend met de beroepsprocedure bij de Rechtbank Haarlem inzake pindacrackers van [D] (procedurenummers AWB 07/4170 en AWB 07/4461). Op 10 januari 2008 deed de Rechtbank uitspraak. Op 21 februari 2008 werd - een uittreksel - van de uitspraak gepubliceerd in Fiscaal up to date (Douane).

Na kennisneming en beoordeling van de gepubliceerde stukken trad ik in overleg met [BV 1] - klant van het kantoor [advocatenkantoor] - om de uitkomsten van voornoemde procedures, en de eventuele gevolgen daarvan, te bespreken. Het eerste overleg dat ik met [BV 1] voerde vond plaats op 5 maart 2008.

Afgesproken werd om de gevolgen van uitspraak in de zaak [D] nader te beschouwen.

(…)

6.3.

Mogelijke gevolgen van de uitspraak van de rechtbank Haarlem

Algemene opmerking

(…)

Alhoewel de uitspraak slechts ziet op de specifieke producten van [D] , moeten de Nederlandse importeurs er mee rekening houden dat de uitspraak voor de douane aanleiding kan zijn om deze toe te passen voor soortgelijke producten.

(…)

6.6.

Nadere tariefdiscussie comité tarief

Ter bespreking werd van uw kant bevestigd dat de tariefdiscussie binnen het Comité een

aanvang nam medio zomer 2007. Duitsland zou deze discussie zijn aangevangen. Inhoudelijk is het tariferingsvraagstuk nog onderwerp van discussie. Definitieve standpunten zijn nog niet ingenomen. Ondanks het feit dat er nog geen inhoudelijke behandeling heeft

plaatsgevonden, gaf u aan dat een meerderheid van de lidstaten lijkt te berusten in een

indeling onder tariefpost 1905. Nederland nam tot op heden geen standpunt in. Tevens gaf

u aan dat het Comité nog een voorbehoud maakt of niet primair de WCO tot een tariefbeslissing zou moeten komen. Immers, de USA lijkt tariefcode 1905 voor te staan, terwijl de EU tot op heden (1999 bevestiging Comité) 2008 voor stond. Bevestigd kan eveneens worden dat Japan en China onderhavige producten indelen onder tariefcode 2008.

(…)

7. Conclusies

(…)

De Nederlandse importeurs hebben, op basis van de ontstane situatie, beslist om actief de

douane te benaderen om enerzijds bekend te maken dat zij bekend zijn met de uitspraak

van de Douanerechtbank, en anderzijds te bezien in hoeverre zij hun risico’s zoveel als mogelijk kunnen afbakenen.

(…)”

10. Tot de stukken van het geding behoort een brief van 24 juni 2008 van [ambtenaar] , werkzaam bij verweerder, aan de heer [B] , werkzaam bij [advocatenkantoor] . In deze brief is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“Betreft: Tariefindeling peanutcrackers

(…)

Zoals u wellicht bekend is heeft er onlangs een vergadering plaatsgevonden van het Comité douanewetboek, afdeling tarief- en statistieknomenclatuur, sector ‘landbouw/chemie’. Daarbij is onder meer gesproken over de indeling van bepaalde cocktail snacks, zogenoemde “Wasabi peas” - erwten met een gebakken deeg eromheen. Een soortgelijk indelingsgeschil als met de peanutcrackers, waarvan de indeling dan ook de revue is gepasseerd in de projectgroepvergadering die voorafging aan de comitévergadering. Voordat ik hier verder op in ga, richt ik mij in eerste aanleg op de inhoud van uw bericht.

Ik onderschrijf uw vaststelling dat er Europese BTI’s bestaan die verwijzen naar 2008.

Maar er zijn er minstens net zo veel te vinden onder 1905. Dit was de reden waarom de

indeling van snackproducten, die bestaan uit erwten of grondnoten met daarom een

knapperige laag/deegvorm, (wederom) op de agenda is verschenen van het Comité douanewetboek, afdeling tarief- en statistieknomenclatuurn uiterlijk

kunnen ze moeilijk onderling vergeleken worden. Maar het is in elk geval niet zo dat het

Douanelaboratorium alle “pindacrackers” altijd onder 2008 heeft ingedeeld.

(…)

Onlangs heeft u 5 aanvragen voor Bindende Tarief Inlichtingen ingediend die vergezeld gingen van monsters die voor onderzoek aan het Douanelaboratorium zijn aangeboden.

(…)

Wij zullen de afgifte van de BTI opschorten in afwachting van de resultaten van de besprekingen in het Comité douanewetboek, afdeling tarief- en statistieknomenclatuur, sector ‘landbouw/chemie’. Ik zou u dan ook thans graag op de hoogte willen brengen van de (voorlopige) resultaten van de besprekingen die zijn gevoerd tijdens de bespreking van 10-13 juni in zowel de projectgroep als de vergadering van het Comité douanewetboek.

(…)

Een tafelronde waarbij de vraag of de peanutcrackers moesten worden ingedeeld onder post 19.05 of post 20.08 heeft vooralsnog een overgrote meerderheid opgeleverd voor indeling van het eindproduct (met deeg omklede noten) onder 19.05.

(…)

De bespreking van de indeling van pindacrackers heeft plaatsgevonden in de jaren 2000-

2003 in het Comité douanewetboek. Zonder concrete resultaten werd het probleem van

de agenda gevoerd.

Op verzoek van Nederland zijn de pindacrackers wederom ter bespreking voorgelegd,

meeliftend met de bespreking van de indeling van zogenoemde Wasabi erwten. Een

eerste bespreking ter zake van de Wasabi erwten heeft plaatsgevonden in

projectgroepverband in december 2007. Een eerste bespreking van dit onderwerp in

comitéverband vond plaats tijdens de 446e Comité douanewetboek, afdeling tarief- en

statistieknomenclatuur, sector ‘landbouw/chemie’ op 13 en 14 maart 2008. Ik hecht er dan ook aan te vermelden dat de discussie over de indeling van pindacrackers niet aanving in de zomer van 2007 maar pas in maart 2008.

(…)”

11. Tot de stukken van het geding behoort voorts een op 19 december 2008 aan [BV 1] . afgegeven bti. In vak 6 ‘Indeling van het goed in de douanenomenclatuur’ is vermeld: “2008119110”.

12. Tot de stukken van het geding behoren twee op 22 januari 2009 aan [BV 2] afgegeven bti’s. In vak 6 ‘Indeling van het goed in de douanenomenclatuur’ is vermeld: “1905905500”.

13. Tot de stukken van het geding behoort voorts een op 10 februari 2009 aan [BV 1] . afgegeven bti. In vak 6 ‘Indeling van het goed in de douanenomenclatuur’ is vermeld: “1905905500”.

14. In 2009 is een controle na invoer ingesteld bij eiseres naar de aanvaardbaarheid van de aangiften voor de plaatsing onder de regeling brengen in het vrije verkeer die zijn gedaan in de periode 1 maart 2008 tot en met 30 juni 2009. Het betreft een onderzoek naar de juistheid van de indeling in de GN, de juistheid en volledigheid van de aangegeven douanewaarde, de juistheid van het nettogewicht en controle van de tariefpreferentie.

15. Tot de stukken van het geding behoort een van de controle na invoer opgemaakt controlerapport van 8 juli 2010. In dit rapport is - voor zover van belang - het volgende vermeld:

“(…)

8.1.2.

Monstername t.b.v. indeling GN

In overleg met het douanelaboratorium is geconcludeerd dat een juiste indeling van de goederen in casu niet mogelijk is op basis van zogenoemde productsheets. Om tot een juiste indeling in de GN te komen is het noodzakelijk een laboratoriumanalyse uit te voeren. Hiervoor zijn d.d. 16 november 2009 een 4-tal monsters genomen (zie hoofdstuk 2). Het gaat om de volgende producten:

Prod. (…) Prod. Omschrijving Aangegeven GN-code Bevonden GN-code

1. Ravioli BBQ 2008.1191.10 1905.9055.00.7011

2 Mame Kurabe 2008.1191.10 1905.9055.00.7011

3 Japanese Kingsize mix 2008.1191.10 1905.9055.00.7016

4 Japanese Rice crackers 2008.1191.10 1905.9055.00.7016

De smaak van een product is niet van invloed op de uiteindelijke indeling in de GN. Daarmee wordt bedoeld dat de indeling in de GN van, bijvoorbeeld, het product Ravioli met de smaak ‘Tomato” gelijk is aan de indeling in de GN van het product Ravioli met de smaak ‘BBQ”. Bovendien kunnen de uitkomsten van de analyses worden geëxtrapoleerd over de controleperiode omdat de samenstelling van de producten binnen de controleperiode niet of nauwelijks gewijzigd is.

De gevolgen van de bevonden indeling in de GN zijn als volgt:

- Goederen aangegeven onder GN-code 2008.1191.10 worden heringedeeld onder GN-code 1905.9055.00. Afhankelijk van het bevonden Agrarisch Element komt er een bijtelling bij van € 18,95 of € 24,05 bij (AE code 7011 respectievelijk 7016). De volledige GN-code is dus 1905.9055.00.7011 of 1905.9055.00.7016.

(…)””

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.

2.3.

Belanghebbende heeft bij haar hogerberoepschrift een viertal uitslagen monsteronderzoek overgelegd, gericht aan de toenmalige direct vertegenwoordiger van haar opdrachtgever, [BV 3] ., alle gedagtekend 27 september 2006, waarin voor een viertal soorten “peanut crackers” door de inspecteur wordt bevestigd dat zij onder post 20.08 vallen.

2.4.

Belanghebbende heeft de in de bestreden UTB’s begrepen aangiften gedaan op eigen naam en voor eigen rekening, in opdracht van [BV 1] en [BV 2] . Deze rechtspersonen zijn met ingang van 7 juni 2012 als gevolg van een juridische fusie opgegaan in [BV 2] (verkrijgende rechtspersoon). Genoemde bedrijven worden in deze uitspraak tezamen aangeduid als “(de) opdrachtgever”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is tussen partijen enkel nog in geschil of de inspecteur op grond van artikel 220, tweede lid, aanhef en onder b, van het Communautair Douanewetboek (hierna: CDW) had moeten afzien van boeking achteraf.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing