Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4892, 18/00067 ev

Gerechtshof Amsterdam, 23-10-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:4892, 18/00067 ev

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 oktober 2018
Datum publicatie
9 januari 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2018:4892
Zaaknummer
18/00067 ev

Inhoudsindicatie

Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat belanghebbende de door hem gestelde verzending van het bezwaarschrift in de week van 21 februari 2016 niet aannemelijk heeft gemaakt. Bovendien is het Hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat het bezwaarschrift tijdig (dat wil zeggen: uiterlijk op 18 april 2016) door de heffingsambtenaar is ontvangen. Op basis van gegevens van een geautomatiseerde ingekomenstukkenregistratie, waarvan een printscreen tot de gedingstukken behoort, heeft de heffingsambtenaar gesteld dat het bezwaar door hem op 22 april 2016 is ontvangen. Op deze grond en gelet op hetgeen de heffingsambtenaar ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, dient de tijdige ontvangst van het bezwaar naar het oordeel van het Hof redelijkerwijs te worden betwijfeld. Het Hof bevestigt het oordeel van de rechtbank (inhoudende dat de bezwaren terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard).

Uitspraak

kenmerken 18/00067 tot en met 18/00070, 18/00310 tot en met 18/00316

23 oktober 2018

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)

tegen

de uitspraak van 22 januari 2018 in de zaken met kenmerken AMS 17/707, 17/3496, 17/3497 en 17/3498 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft, verenigd in één geschrift (biljetnummer: 3856329), bij beschikkingen krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 29 februari 2016 voor het kalenderjaar 2016 de waarde voor de volgende onroerende zaken vastgesteld:

- [Y-straat] 12H (+14H), WOZ-waarde € 301.000 (procedurenummer Hof: 18/00067);

- [Y-straat] , WOZ-waarde € 205.000 (procedurenummer Hof: 18/00068);

- [Y-straat] 12-II, WOZ-waarde € 187.500 (procedurenummer Hof: 18/00069);

- [Y-straat] 14-I, WOZ-waarde € 186.500 (procedurenummer Hof: 18/00070);

- [Y-straat] 14-II, WOZ-waarde € 186.500 (procedurenummer Hof: 18/00310);

- [X-straat] 23-I, WOZ-waarde € 189.500 (procedurenummer Hof: 18/00311);

- [X-straat] 23-II, WOZ-waarde € 189.500 (procedurenummer Hof: 18/00312);

- [X-straat] 23-III, WOZ-waarde € 189.500 (procedurenummer Hof: 18/00313);

- [X-straat] 25-I, WOZ-waarde € 189.500 (procedurenummer Hof: 18/00314);

- [X-straat] 25-II, WOZ-waarde € 189.000 (procedurenummer Hof: 18/00315);

- [X-straat] 25-III, WOZ-waarde € 189.000 (procedurenummer Hof: 18/00316);

(hierna gezamenlijk: de panden).

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1 vermelde waardebeschikkingen (hierna: het bezwaar (enkelvoud)). Bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar, gedagtekend 22 december 2016, heeft de heffingsambtenaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

In haar uitspraak van 22 januari 2018 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 februari 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 13 augustus 2018 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2018. Namens belanghebbende is verschenen de gemachtigde, voornoemd. De heffingsambtenaar is met bericht aan het Hof niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De ten name van belanghebbende genomen waardebeschikkingen (als vermeld onder 1.1) zijn gedagtekend 29 februari 2016.

2.2.

Tegen de waardebeschikkingen is namens belanghebbende bij brief van gemachtigde met dagtekening 31 januari 2016 bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is verzonden naar het postadres van de heffingsambtenaar dat ook op de waardebeschikkingen is vermeld.

2.3.

Inzake – onder meer – het bezwaar heeft op 11 oktober 2016 een hoorzitting met de heffingsambtenaar plaatsgevonden.

2.4.

In door de griffier ondertekende ‘zittingsaantekeningen’ van de zitting bij de rechtbank is onder meer het volgende vermeld (de heffingsambtenaar is aangeduid als: verweerder):

“Rechter:(…) Verweerder: beschikking dateert van 29 feb. 2016; bezwaar is ontvangen op 22 april 2016?Verweerder:Dat is vreemd. Ik heb in het systeem bekeken wanneer er dingen uitgaan en inkomen. Ik heb daar een printje van gevraagd.Verweerder overlegt een printscreen.Verweerder:In het overzicht. Op 22 april 2016 is het bezwaar bij ons binnengekomen. Datum archivering is datum binnenkomst en dan wordt het meteen in het systeem geboekt. De achterkant is extra. De vordering 14-02-2016 is de vordering verstuurd. En daarvoor staat 22-04-2016 bezwaarschrift. En 29-02-2016 is de dagtekening beschikking.Gemachtigde:Ik maa[k] ook fouten. Er staat op het bezwaarschrift inderdaad als datum 31 januari 2016. Ik heb gevraagd om een kopie van de envelop van PostNL. Vaak staat er dan een code. Op het moment dat het bezwaarschrift wordt ingediend wordt het ook per post bezorgd. Er gaat ook weleens iets bij de post fout en ook bij verweerder. Ik heb het niet per aangetekende post verstuurd. Ik heb gevraagd om de envelop en verweerder heeft de envelop.Verweerder: Wij hebben niet meer de envelop. Het enige is dat we de printscreen hebben.

Gemachtigde:(…) Ik maak een fout dat (…) er 31 januari (…) boven staat.Rechter:We hebben een beschikking, verstuurd kennelijk op de 14e, maar gedateerd op 29 februari. Het feit is dat het niet aangetekend is verstuurd. Dan gaan we kijken wanneer is het ontvangen. Verweerder heeft een print van het registratiesysteem overgelegd. In het systeem staat geboekt dat het 22 april is ingekomen.Gemachtigde:In de week van 22 februari heb ik het verstuurd.Rechter:Kan u dat aannemelijk maken? Heeft u een verzendadministratie?Gemachtigde:Ik kan wel laten zien dat ik een stapel post heb laten verzenden. Ik kan niet specifiek zeggen dat in dit stapeltje die brief zat. Maar de gemachtigde [Hof: bedoeld zal zijn: verweerder] heeft in andere zaken wel een envelop.”

3 3. Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals voor de rechtbank is voor het Hof in geschil of de heffingsambtenaar het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend. Voor het geval het Hof van oordeel is dat de heffingsambtenaar het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, is tussen partijen in geschil of de heffingsambtenaar de WOZ-waarden van de panden naar de juiste bedragen heeft vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 6. Beslissing