Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1472, 18/00349

Gerechtshof Amsterdam, 02-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1472, 18/00349

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 april 2019
Datum publicatie
24 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1472
Formele relaties
Zaaknummer
18/00349
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 9.6, Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 45aa

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Een na afloop van de vijfjaarstermijn door de inspecteur ontvangen verzoek om ambtshalve vermindering van een belastingaanslag is tijdig gedaan.

Uitspraak

Kenmerk 18/00349

2 april 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: D. Molenaar),

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/5179 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

(gemachtigde: mr. M.J. in ’t Veld).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft de inspecteur verzocht de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2011 (hierna: IB/PVV 2011), gedagtekend 19 april 2014, ambtshalve te verminderen. Dit verzoek is op 30 december 2016 (datum poststempel) per aangetekende post (in een brief) naar het op de aanslag vermelde kantoor van de Belastingdienst, kantoor Alkmaar, gezonden. De brief is onbesteld geretourneerd door PostNL. Nadat het verzoek opnieuw ter post is aangeboden is het op 18 januari 2017 door de Belastingdienst ontvangen.

1.2.

De inspecteur heeft het verzoek op 3 november 2017 bij beschikking afgewezen. Het daartegen gerichte bezwaarschrift is door de inspecteur doorgezonden naar de rechtbank als beroepschrift. Door de rechtbank is dit geschrift opgevat als een bezwaarschrift gericht tegen de afwijzende beschikking. Dit bezwaarschrift is (met instemming) op de voet van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) door de rechtbank in behandeling genomen als rechtstreeks beroep.

1.3.

De rechtbank heeft bij mondelinge uitspraak van 2 mei 2018 (waarvan het proces-verbaal op 9 mei 2018 is verzonden) het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 juni 2018, aangevuld bij brief van 18 juli 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Beide partijen hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. Hierop heeft het Hof – op de voet van voornoemde artikelen – bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelf vast te stellen.

2.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 19 april 2014, overeenkomstig de door belanghebbende ingediende aangifte, de aanslag IB/PVV 2011 opgelegd. Bij het opleggen van deze aanslag zijn twee voorlopige aanslagen verrekend wat voor belanghebbende heeft geresulteerd in een te betalen bedrag van nihil.

2.2.

Belanghebbendes toenmalige gemachtigde (M.G.M. Tromp) heeft met datum poststempel 30 december 2016 per aangetekende post een schrijven met als aanhef “bezwaar aanslag IB 2011(…)” gestuurd naar het op de aanslag vermelde kantoor van de Belastingdienst, kantoor Alkmaar. De brief is onbesteld geretourneerd door PostNL.

2.3.

De toenmalige gemachtigde heeft vervolgens op 13 januari 2017 het onder 2.2 genoemde schrijven opnieuw ter post bezorgd, gericht aan de Belastingdienst, kantoor Hoorn, postbus 602 te Hoorn. De begeleidende brief bevatte het verzoek als verzenddatum 30 december 2016 aan te houden. De brief is door de inspecteur ontvangen op 18 januari 2017.

2.4.

De inspecteur heeft op 3 november 2017 uitspraak op bezwaar gedaan en het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. De inspecteur heeft het bezwaarschrift tevens opgevat als een verzoek om ambtshalve vermindering, en dit verzoek afgewezen. Daartoe heeft de inspecteur overwogen dat het verzoek niet binnen vijf jaar na het einde van het kalenderjaar waarop de belastingaanslag betrekking had is ingediend.

2.5.

Belanghebbende heeft op 19 november 2017 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering. Dit bezwaarschrift is door de inspecteur doorgezonden aan de rechtbank als beroepsschrift.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de inspecteur belanghebbendes verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag IB/PVV 2011 terecht heeft afgewezen. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of belanghebbende dit verzoek tijdig heeft gedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing