Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1975, 18/00479, 19/00731

Gerechtshof Amsterdam, 16-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1975, 18/00479, 19/00731

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 mei 2019
Datum publicatie
11 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:1975
Zaaknummer
18/00479, 19/00731

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; omzetcorrectie bij een rijschoolhouder; niet voldaan aan administratieve verplichtingen

Uitspraak

kenmerken 18/00479 en 19/00731

16 mei 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. E. Doornbos),

tegen de uitspraak van 12 juli 2018 in de zaak met kenmerken HAA 16/1284 en HAA 16/1285 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 januari 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2009 een navorderingsaanslag Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen (hierna: Navorderingsaanslag IB 2009) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.450. Daarbij is een vergrijpboete van € 367 opgelegd en € 235 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.2.

De inspecteur heeft met dagtekening 20 juni 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag Inkomstenbelasting Premie volksverzekeringen (hierna: navorderingsaanslag IB 2010) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.578. Daarbij is een vergrijpboete van € 100 opgelegd en € 539 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.1.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 27 juni 2015 aan belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZW) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 9.153. Daarbij is € 62 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de inspecteur bij uitspraak van 22 januari 2016 voornoemde navorderingsaanslagen en boete- en rentebeschikkingen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 12 juli 2018 als volgt beslist (belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ en ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep betreffende 2010 (zaaknummer HAA 16/1285) ongegrond;

- verklaart het beroep betreffende 2009 (zaaknummer HAA 16/1284) gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 en boetebeschikking;

- verklaart eiser alsnog niet-ontvankelijk in het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2009 en boetebeschikking;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 501, en

- gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 46 vergoedt.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 23 augustus 2018 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 29 november 2018 nader gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 17 april 2019 nadere stukken ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2019. Belanghebbende is verschenen bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur is verschenen J. Vos. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser exploiteert vanaf 9 maart 2006 vanuit zijn woonadres een autorijschool onder de naam [bedrijfsnaam]. Op 27 oktober 2011 is de onderneming op verzoek van eiser uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel.

2. Met dagtekening 19 november 2014 heeft verweerder een informatiebeschikking op de voet van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) genomen. In de beschikking zijn de volgende gronden opgenomen:

“Ik ben van mening dat uw administratie op de volgende punten niet aan wettelijke normen voldoet :

Administratieplicht

Uw administratie voldoet (op onderdelen) niet aan het eerste lid van artikel 52 van de AWR. Dit lid bepaalt onder meer dat u als administratieplichtige gehouden bent van de vermogenstoestand en van alles betreffende uw bedrijf, zelfstandig beroep of werkzaamheid naar de eisen van dat bedrijf, dat zelfstandig beroep of die werkzaamheid op zodanige wijze een administratie te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen, alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hierin duidelijk blijken.

[…]

Bij een geobjectiveerde benadering kom ik tot het oordeel dat uw administratie op belangrijke onderdelen niet aan de wettelijke norm voldoet. En wel op de volgende onderdelen en/of om de volgende reden(en):

- het ontbreken van een kasadministratie. Een deel van de ontvangsten en uitgaven geschieden contant. Dit is ook gebruikelijk in de autorijschoolbranche. Door het niet bijhouden van een kasadministratie is het bepalen en controleren van een kassaldo onmogelijk.

Bewaarplicht

U heeft (onderdelen van) uw administratie niet gedurende de wettelijke termijn bewaard. U voldoet daardoor (op onderdelen) niet aan het vierde lid van artikel 52 van de AWR. {…}

De volgende onderdelen van uw administratie zijn weggegooid en/of vernietigd, dan wel ontbreken:

- agenda’s over de jaren 2009 tot en met 2011 ;

- kasadministratie.

Ik stel thans dan ook vast dat u niet of niet geheel aan uw administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Ik geef u hiervoor dan ook een informatiebeschikking. Deze is gebaseerd op artikel 52a van de AWR, en wordt aan u afgegeven omdat u niet heeft voldaan aan een of meerdere administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR. Deze zijn hierboven vermeld.”

3. Eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze informatiebeschikking.

4. Verweerder heeft de door eiser in zijn belastingaangiften 2009 en 2010 aangegeven omzet uit de autorijschool gecontroleerd door een theoretische omzetberekening te maken. Verweerder heeft dit gedaan door uit te gaan van het norm aantal uren om een succesvol examen dan wel herexamen te doen, hetgeen blijkens het periodiek rijopleiding onderzoek 2005 van Traffic Test B.V. in de regio noordwest 36 uren is voor een eerste B-examen en 6 uren voor een B-herexamen op basis van het aantal aangevraagde examens in het betreffende jaar. Daarbij is verweerder uitgegaan van de administratie van eiser en het CBR en een prijs van € 32 per uur voor 2009 en € 36 per uur voor 2010 welke afkomstig is van de door eiser in de betreffende jaren uitgereikte facturen. Deze methodiek resulteerde voor het jaar 2009 in een omzetcorrectie van € 4.394 en voor het jaar 2010 van € 13.775.

Deze berekening heeft verweerder gevalideerd door deze te vergelijken met een theoretische omzetberekening uitgaande van het aantal getankte liters diesel en het verbruik met betrekking tot de tot het ondernemingsvermogen behorende personenauto, uitgaande van 35 kilometer per lesuur. Deze methodiek resulteerde voor het jaar 2009 in een omzetcorrectie van € 4.573 en voor het jaar 2010 van € 7.880.

Daarnaast heeft verweerder voor het jaar 2010 ook nog een vermogensvergelijking gedaan, hetgeen met inachtneming van een aantal veronderstellingen resulteerde in een omzetcorrectie van € 8.349.

Verweerder heeft de omzetcorrecties gebaseerd op de eerstvermelde methode omdat hij deze bij verwerping van de administratie van eiser aanmerkt als de meest betrouwbare en objectieve schatting van de omzet. Verweerder heeft dienovereenkomstig de omzet over het jaar 2009 verhoogd met € 4.392 exclusief omzetbelasting en voor het jaar 2010 met € 13.775 exclusief omzetbelasting.”

2.2.

Het Hof gaat voor de beslechting van het geschil uit van dezelfde feiten en voegt daar nog het volgende aan toe:

2.3.

De omzetcorrectie en het nagevorderde belastbaar inkomen over 2010 is als volgt onderbouwd:

- Theoretische omzet 2010€ 36 per uur x 468 uren -/- omzetbelasting Zie rechtbankuitspraak onder 4

€ 18.225

- Aangegeven omzet

€ 4.450

- Niet aangegeven/nageheven omzet 2010

€ 13.775

Gelet op belanghebbendes aangifte over 2010 (€ 12.302) en in aanmerking genomen een aantal aftrekposten resulteert dit uiteindelijk in een nagevorderd belastbaar inkomen van € 23.578.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de navorderingsaanslagen IB 2010 en ZW 2010 terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Voorts is de vergrijpboete in geschil.

3.2.

Ter zitting heeft belanghebbendes gemachtigde bevestigd dat zijn hoger beroep uitsluitend betrekking heeft op de navorderingsaanslagen IB 2010 (inclusief boete) en ZW 2010. Belanghebbende legt zich neer bij de uitspraak van de rechtbank inzake het jaar 2009.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing