Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2030, 18/00610

Gerechtshof Amsterdam, 07-05-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2030, 18/00610

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 mei 2019
Datum publicatie
19 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2030
Zaaknummer
18/00610

Inhoudsindicatie

Bezwaar kan naar het oordeel van het Hof niet als ‘kennelijk ongegrond’ worden aangemerkt. Schending hoorplicht.

Uitspraak

kenmerk 18/00610

7 mei 2019

uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: G. Gieben,

tegen de uitspraak van 13 september 2018 in de zaak met kenmerk HAA 18/2570 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak [A-straat 1] te [Z] (hierna: de woning) voor het jaar 2018 vastgesteld op € 393.000. Tegelijk is de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) voor het jaar 2018 bekendgemaakt.

1.2.

Namens belanghebbende is daartegen bezwaar gemaakt.

1.3.

Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 13 september 2018 het beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak bij het Hof hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Partijen hebben het Hof toestemming gegeven om zonder zitting op het hoger beroep te beslissen.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Hij heeft de woning in januari 2017 onder voorbehoud gekocht en de woning is op 16 februari 2017 aan hem geleverd. De koopprijs van de woning is € 397.500.

2.2.

In het bezwaarschrift is - voor zover hier van belang – het volgende aangevoerd:

“U heeft de WOZ-waarde te hoog vastgesteld en de daarmee samenhangende aanslag OZB onjuist opgelegd. Op basis van de bij ons bekende administratieve gegevens kan de WOZ-waarde voor [A-straat 1] te [Z] niet hoger zijn dan € 294.000,00.

Deze lagere WOZ-waarde is gebaseerd op de door de opdrachtgever aan mij verstrekte gegevens en een quick-scan van de WOZ-waarde door een taxateur. Bij de eerste beoordeling van de vastgestelde waarde is gebleken dat u onvoldoende rekening hebt gehouden met de marktsituatie rond de waardepeildatum. Om de WOZ-waarde en de opgelegde aanslag nader te controleren verzoek ik u ons

uiterlijk binnen twee weken het taxatieverslag toe te sturen via

taxatieverslagen@ [XXX] .nl. Als de aanslag/beschikking toch op de juiste wijze blijkt te zijn opgelegd, zullen wij het bezwaarschrift intrekken.”

In het bezwaarschrift wordt verzocht te worden gehoord.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft uitspraak op bezwaar gedaan zonder belanghebbende te hebben gehoord.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de heffingsambtenaar de hoorplicht heeft geschonden. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de heffingsambtenaar van het horen mocht afzien omdat het bezwaar – gelijk hij verdedigt – kennelijk ongegrond is.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing