Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2490, 18/00403

Gerechtshof Amsterdam, 16-07-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2490, 18/00403

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 juli 2019
Datum publicatie
31 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:2490
Formele relaties
Zaaknummer
18/00403

Inhoudsindicatie

Levensverzekering? Het karakter van de overeenkomst dient te worden beoordeeld op het moment van het afsluiten van de overeenkomst. Hof is van oordeel dat de overeenkomst aangemerkt dient te worden als levensverzekering. Ontvangen uitkering terecht in heffing betrokken.

Uitspraak

Kenmerk 18/00403

16 juli 2019

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/2621 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

de inspecteur,

en

[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2013 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.990.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 5 juni 2018 op het tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar ingestelde beroep als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.843;

-

vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiseres te vergoeden.”

1.4.

Het door de inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 juli 2018, aangevuld bij een bij het Hof ingekomen brief van 8 augustus 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van belanghebbende is op 1 juli 2019 een nader stuk ingekomen dat in kopie aan de wederpartij is gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juli 2019. Aldaar is belanghebbende verschenen vergezeld door drs. [Y] . Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen M. Blanken en J.C. Rodermond - Japin. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiseres heeft op 16 maart 1993 een vaste termijnverzekering afgesloten bij OHRA Levensverzekeringen N.V. (hierna: OHRA). De einddatum van deze vaste termijnverzekering was 16 maart 2013. Het verzekerd bedrag op de einddatum was bepaald op AUS $ 65.114,99.

2. Tot de gedingstukken behoort een op 13 maart 2013 ondertekend polisblad. Daarop is het volgende, voor zover hier van belang, vermeld:

“VASTE TERMIJNVERZEKERING

POLISBLAD

(…)

OHRA Levensverzekeringen verzekert volgens deze polis en de bijbehorende voorwaarden:

Verzekeringnemer : [eiseres]

(…)

Verzekerde : [eiseres]

(…)

Ingangsdatum verzekering : 16-03-1993

Einddatum verzekering : 16-03-2013

Verzekerd bedrag op de einddatum : AUS $ 65.114,99

Begunstigde(n) : Standaardbegunstiging (zie polisvoorwaarden)

Rentevastperiode : Gelijk aan de duur van de verzekering.

Premievrij : Per 16-03-1995 is de polis premievrij gemaakt. Per de datum van premievrijmaking is geen premie meer verschuldigd.

Bijzonderheden : Het uit te keren verzekerd bedrag op de einddatum wordt verminderd met € 27.554,46 in verband met premieverlaging of premievrij making.

(…)

Eventueel eerder afgegeven polis(volg)bladen onder dit polisvolgnummer komen hierbij te

vervallen.”

3. In de ‘Polisvoorwaarden Vaste Termijnverzekering (Dollargarantiepolis)’ is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

“Begripsomschrijvingen Artikel 1

(…)

f. vaste termijnverzekering - een verzekering waarbij het verzekerde bedrag,

dollargarantiepolis onafhankelijk van het in leven zijn van de verzekerde, op de einddatum is Amerikaanse (US $) of Australische (Aus $) dollars wordt uitgekeerd. De polis geeft aan welke valutasoort wordt bedoeld.

(…)

Rechten van de Artikel 5

verzekeringnemer De verzekeringnemer heeft het recht met inachtneming van hetgeen elders in deze voorwaarden nader is bepaald:

(…)

premievrij b. de verzekering premievrij te maken (…);

(…)

Premievrijmaking en Artikel 9

afkoop 1. Een verzekeringsnemer kan de verzekering omzetten in een premievrije of gedeeltelijk premievrije verzekering met een lager verzekerd bedrag indien en voor zover er een premievrije waarde is bereikt. De hoogte van de premievrije waarde wordt als volgt samengesteld:

a. op basis van de in het polisblad vermelde premie wordt het eindbedrag in Nederlandse guldens vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de resterende duur van de verzekering, de gehanteerde rekenrente en het op het moment van premievrijmaking geldende T-rendement (zie artikel 12).

b. de premievrije waarde d.w.z. het premievrij verzekerd bedrag, dat tot de einddatum van de verzekering van kracht blijft, is gelijk aan het oorspronkelijk verzekerde bedrag in dollars verminderd met het in a. bepaalde in Nederlandse guldens.

(…)

Begunstiging Artikel 10

begunstigden 1. Begunstigde is degene die door de verzekeringnemer blijkens aantekening op het polisblad als zodanig is aangewezen. De verzekeringnemer kan meerdere begunstigden aanwijzen.

2. De verzekeringnemer, de echtgenote of echtgenoot, de kinderen en de erfgenamen worden geacht de begunstigden te zijn indien:

a. geen begunstigde is vermeld op het polisblad;

(…)

Uitkering en verjaring Artikel 11

uitkering 1. OHRA Leven zal elk verschuldigd bedrag aan de begunstigde(n) uitkeren, nadat OHRA Leven de bewijsstukken heeft ontvangen.

Eventueel nog niet betaalde premie, rente en kosten worden in mindering gebracht.

uitkering bij afloop (…)

3. Indien de verzekering premievrij is gemaakt zal OHRA Leven echter een gedeelte van de einduitkering in dollars tegen de wisselkoers op de einddatum van de verzekering omwisselen in Nederlandse Guldens en wel een dusdanig gedeelte dat de tegenwaarde in Nederlandse Guldens van het om te wisselen gedeelte van de einduitkering gelijk is aan het overeenkomstig het in artikel 9 lid 1, sub a, omschreven op de einduitkering in mindering te brengen bedrag.

(…)

T-rendement Artikel 12

1. Ten behoeve van de in artikel 9 omschreven berekening van de premievrije waarde kan het zgn.

T-rendement gehanteerd worden dat van toepassing is op het moment van premievrijmaking.

2. Het T-rendement wordt maandelijks vastgesteld en gepubliceerd. Dit T-rendement is het reële rendement per kalendermaand van guldens-obligatieleningen uitgegeven door de Staat der Nederlanden, die aan de navolgende eisen voldoen:

a. opgenomen zijn in de rubriek “Fondsen met doorlopende notering” van de officiële Prijscourant van de Vereniging voor de Effectenhandel te Amsterdam.

b. een gemiddelde resterende looptijd van tenminste zeven jaar hebben;

c. waarvan het quotiënt (delingsuitkomst) van het couponrendement en het reële rendement tenminste 0,8 en ten hoogste 1,1 bedraagt.”

4. Eiseres heeft in de periode van 16 maart 1993 tot en met 16 maart 1995 in totaal een bedrag van € 1.633,44 aan premie betaald voor de vaste termijnverzekering.

5. Verweerder heeft een renseignement van OHRA overgelegd. In het renseignement is het volgende, voor zover hier van belang, opgenomen:

“Naam : [eiseres]

(…)

Polisnummer : 274351-847-001

Einddatum polis : 16-03-2013

(…)

Bedrag uitkering (…) : 24.780

Totaal bedrag aan betaalde premies in de uitkering (…): 1.633”

6. Op 28 april 2015 heeft eiseres aangifte IB/PVV 2013 gedaan, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 46.843. In de aangifte heeft eiseres ter zake van de door haar ontvangen uitkering uit de hiervoor genoemde vaste termijnverzekering niets aangegeven.

7. Naar aanleiding van een eerste verzoek om informatie van verweerder, per brief van 8 oktober 2015, heeft een brievenwisseling tussen partijen plaatsgevonden.

8. Met dagtekening 16 maart 2016 heeft verweerder de onderhavige aanslag IB/PVV 2013 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.990. Daarbij heeft verweerder een bedrag van € 23.147 als belastbaar rentebestanddeel kapitaalverzekering in aanmerking genomen in verband met de uitkering door OHRA aan eiseres in verband met de vaste termijnverzekering.

9. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 15 mei 2017 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.

2.2.

In de ‘Polisvoorwaarden Vaste Termijnverzekering (Dollargarantiepolis)’ is (naast hetgeen door de rechtbank in rechtsoverweging 3 is opgenomen) nog, voor zover van belang, het volgende opgenomen:

“Premiebetaling Artikel 8

(…)

overlijden 6. De premies zijn verschuldigd tot de op het premieblad vermelde einddatum doch niet langer dan tot de premievervaldag volgend op het overlijden van de verzekerde.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de aanslag niet te hoog is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de in 2013 door belanghebbende ontvangen uitkering van OHRA door de inspecteur terecht (deels: voor een bedrag van € 23.147) in de heffing is betrokken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd verwijst het Hof naar het van de zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing