Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3801, 18/00044 tot en met 18/00053

Gerechtshof Amsterdam, 10-09-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:3801, 18/00044 tot en met 18/00053

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
10 september 2019
Datum publicatie
23 oktober 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:3801
Formele relaties
Zaaknummer
18/00044 tot en met 18/00053

Inhoudsindicatie

WOZ; waarde winkelpand; huurwaardekapitalisatiemethode; goede procesorde; proceskostenvergoeding

Uitspraak

kenmerken 18/00044 tot en met 18/00053

10 september 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: R.J. Koppelaar)

tegen de uitspraak van 28 december 2017 in de zaken met kenmerken HAA 16/5715, 17/149, 17/151, 17/153, 17/154, 17/155, 17/156, 17/157, 17/158 en 17/159 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar de gemeente [Z], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij op één biljet vermelde beschikkingen met dagtekening 29 februari 2016 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waardes van (onder meer) de navolgende onroerende zaken voor het kalenderjaar 2016 (hierna ook: de WOZ-waarde) als volgt vastgesteld:

[winkelgebied A] [1 ] : € 659.000

[winkelgebied A] [1A] : € 258.000

[winkelgebied A] [2] : € 529.000

[winkelgebied A] [3] : € 644.000

[winkelgebied A] [4] : € 492.000

[winkelgebied A] [5] : € 1.250.000

[winkelgebied A] [6] : € 1.360.000

[B-straat] [7] : € 792.000

[B-straat] [7b] : € 360.000

[B-straat] [2] : € 577.000

Op hetzelfde (aanslag)biljet zijn de aanslagen onroerendezaakbelastingen (ozb) voor het jaar 2016 bekendgemaakt.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen deze vastgestelde waardes bezwaar gemaakt. Bij uitspraak

op bezwaar van [1 ] november 2016 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de [B-straat] [7] verminderd naar € 757.000 en de overige waardes gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep in haar

uitspraak van 28 december 2017 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof

ingekomen op 6 februari 2018, aangevuld bij brief van 10 april 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 3 juni 2019 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019. Verschenen zijn de

gemachtigde en, namens de heffingsambtenaar, B. Duinenveld en [taxateur] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten in haar uitspraak als volgt vastgesteld (waarbij belanghebbende als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ is aangeduid):

“1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaken. De onroerende zaken liggen alle in het [winkelgebied A] , een winkelgebied in [Z] .”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.2.1.

Tot de gedingstukken behoort een notitie geheten ‘strategisch plan 2015-2020’ dat betrekking heeft op het [winkelgebied A] te [Z] : ‘ [***] ’. Op blz. 7 van deze notitie, onder het kopje ‘4.1 Onderzoek [onderzoeksbureau] (rapportage)’, is een grafiek opgenomen waarin de mate van leegstand is weergegeven. Daarbij wordt vermeld: “Het [winkelgebied A] zit m.b.t. leegstand op het niveau van het landelijke gemiddelde (...)”. Dit leegstandpercentage bedraagt volgens de grafiek iets minder dan 8. Het leegstandpercentage in het centrum van [Z] bedraagt volgens de grafiek iets meer dan 16.

2.2.2.

De heffingsambtenaar heeft in hoger beroep afstand gedaan van de eerder door hem opgevoerde vergelijkingsobjecten [C-straat] [8] en [D-straat] [9] . Daarvoor in de plaats heeft hij vijf nieuwe vergelijkingsobjecten aangedragen en heeft hij een nieuw taxatierapport overgelegd. De referentieobjecten zijn weergegeven in een bij het taxatierapport gevoegde ‘Matrix referentie objecten Verkooptransacties’ die als bijlage aan deze uitspraak is gehecht. Het betreft een overzicht van verkoop/huurwaarde gegevens betreffende bedrijfspanden in zowel oud als nieuw [Z] in 2016 en 2017. De heffingsambtenaar heeft op basis daarvan kapitalisatiefactoren berekend gelegen tussen 10 en 15,9.

2.2.3.

Bij zijn pleitnota heeft de heffingsambtenaar (als bijlage 1) een overzicht ‘Aantal inwoners per jaar (8% daling)’ overgelegd en (als bijlage 3) een grafiek ‘Gemiddelde WOZ-waarde winkels [Z] ’. Volgens laatstgenoemde grafiek zijn in de periode 2015-2019 de WOZ-waardes van winkels in [Z] gedaald.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil zijn de WOZ-waardes van de onder 1.1 genoemde onroerende zaken op waardepeildatum 1 januari 2015.

3.2.

Voorts is in geschil of, en zo ja voor welk bedrag, belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten, of de heffingsambtenaar, door in hoger beroep nieuwe vergelijkingsobjecten op te voeren, de goede procesorde heeft geschonden en die handelwijze moet leiden tot het buiten beschouwing laten van de nieuw opgevoerde vergelijkingsobjecten, dan wel tot verzwaring van de bewijslast en tot slot of belanghebbende recht heeft op een nieuwe hoorzitting op grond van artikel 7:23 Awb.

3.3.

Voor de standpunten van partijen wordt voorts verwezen naar de van hen afkomstige stukken en naar hetgeen partijen in aanvulling daarop ter zitting hebben aangevoerd.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing