Gerechtshof Amsterdam, 25-11-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4241, 23-000734-17
Gerechtshof Amsterdam, 25-11-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4241, 23-000734-17
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 november 2019
- Datum publicatie
- 2 december 2019
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2019:4241
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:261, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Zaaknummer
- 23-000734-17
Inhoudsindicatie
Op basis art. 69 lid 4 Awr geen reden niet-ontvankelijkheid OM voor vervolging ex artikel 225 lid 1 Sr. Verdachte veroordeeld voor het doen van onjuiste belastingaangiften voor derden (art. 69 lid 2 AWR). Dit betreft geen kwaliteitsdelict.
Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000734-17
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-845019-14 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortedag] 1948,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van valsheid in geschrifte op grond van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Bij de beantwoording van de vraag of artikel 69 lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) aan een vervolging van artikel 225 lid 2, Sr in de weg staat, kan niet uitsluitend worden gelet op de tekst van de tenlastelegging. In deze procedure hebben de ten laste gelegde aangiftes alleen een ‘fiscale functie’ hadden zodat geen vervolging kan plaatsvinden via het commune valsheidsdelict.
Het hof overweegt als volgt.
In artikel 69 lid 4 Awr is bepaald dat indien het feit, ter zake waarvan de verdachte kan worden vervolgd, zowel onder een van de bepalingen van het eerste of het tweede lid, als onder die van artikel 225 lid 2 Sr valt, strafvervolging op grond van genoemd artikel 225 lid 2 Sr is uitgesloten. De strekking van deze bepaling is – kort samengevat – dat de wetgever niet heeft gewild dat fiscaal strafrechtelijke waarborgen kunnen worden omzeild door fiscaal strafbare feiten ten laste te leggen als commune delicten. Op basis van de tekst van artikel 69 lid 4 Awr ziet het hof in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren voor het op grond van artikel 225 lid 1 Sr ten laste gelegde cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit. Het hof zal de tenlastelegging aldus lezen dat het strafbare feit op grond van artikel 69 Awr primair en het strafbare feit op grond van artikel 225 lid 1 Sr subsidiair zijn ten laste gelegd. Het verweer wordt verworpen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het doen van (onjuiste) belastingaangiftes voor [naam 1] in 2011 en 2013. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak voor zover het deze aangiften voor 2011 en 2013 betreft. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, staat tegen deze beslissingen voor de verdachte geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.