Home

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4536, 18/00279

Gerechtshof Amsterdam, 17-10-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:4536, 18/00279

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
17 oktober 2019
Datum publicatie
25 december 2019
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2019:4536
Zaaknummer
18/00279

Inhoudsindicatie

WOZ. Heffingsambtenaar geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.

Uitspraak

kenmerk 18/00279

17 oktober 2019

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: A. Oosters),

tegen de uitspraak van 20 april 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/5372 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2017 (hierna: de beschikking) heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [A-straat] [1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2017 vastgesteld op € 504.000. In hetzelfde geschrift is ook de opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting gebruiker niet-woning voor het kalenderjaar 2017 (hierna: de aanslag) bekendgemaakt.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 26 oktober 2017 de waarde vastgesteld op € 485.000 en de aanslag dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Bij uitspraak van 20 april 2018 heeft de rechtbank het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 mei 2018. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 1 november 2018 een conclusie van repliek ingediend. Op 3 december 2018 heeft de heffingsambtenaar een conclusie van dupliek ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2019. Namens belanghebbende is verschenen S. Hansen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. P.A. Schrijver en R.M. van Gasselt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’:

Feiten

1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een hoekwoning gebouwd in 1995 met een inhoud van 485 m³ en een perceelgrootte van 142 m². De woning is voorzien van een inpandige garage.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is de WOZ-waarde van de onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2016.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing