Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1568, 19/00073

Gerechtshof Amsterdam, 19-05-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1568, 19/00073

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 mei 2020
Datum publicatie
28 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1568
Zaaknummer
19/00073
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:54

Inhoudsindicatie

Fiscaal procesrecht. Voor het doen van een uitspraak op de voet van art. 8:54 Awb is niet vereist dat voorafgaande aan die uitspraak griffierecht is geheven. Verder is de bestuursrechter onbevoegd kennis te nemen van belanghebbendes vordering tot schadevergoeding. In een geval als het onderhavige kan uitsluitend een vordering worden ingesteld bij de burgerlijke rechter.

Uitspraak

Kenmerk 19/00073

19 mei 2020

uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in verbinding met artikel 8:108 van die wet, van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het verzet van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet, gedane uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van

22 oktober 2019 op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 17/7331 van rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank in de zaak met kenmerk AMS 17/7331 hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroepschrift ter overname van de behandeling doorgestuurd naar het Gerechtshof Amsterdam.

1.2.

Het hoger beroep is met toepassing van artikel 8:54 van de Awb ongegrond verklaard, omdat (zakelijk weergegeven) de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de bestuursrechter onbevoegd is kennis te nemen van belanghebbendes vordering tot schadevergoeding en dat in een geval als het onderhavige uitsluitend een vordering kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechter. Een afschrift van de uitspraak is aan deze uitspraak gehecht.

1.3.

Op 13 november 2019 is van belanghebbende een brief ontvangen, welke brief door het Hof is aangemerkt als een verzetschrift. Het verzet is aangevuld bij brief van 2 december 2019.

1.4.

Belanghebbende heeft niet verzocht op het verzet te worden gehoord.

2 Geschil in verzet

2.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of het hoger beroep terecht ongegrond is verklaard.

2.2.

Belanghebbende doet zijn standpunten steunen op de gronden welke door hem zijn aangevoerd in de van hem afkomstige stukken.

3 Beoordeling van het verzet

3.1.

De Centrale Raad van Beroep heeft het door belanghebbende voor het instellen van hoger beroep betaalde griffierecht aan hem geretourneerd. Het Hof heeft geen griffierecht geheven.

3.2.

In verzet voert belanghebbende aan dat de uitspraak (het Hof verstaat: de uitspraak waartegen verzet is gedaan) geen rechtskracht heeft, omdat geen griffierecht is geheven. In zijn brief van 2 december 2019 herhaalt belanghebbende dit betoog.

3.3.

Het betoog van belanghebbende vindt geen steun in het recht. Voor het doen van een uitspraak op de voet van artikel 8:54 van de Awb is niet vereist dat voorafgaande aan die uitspraak griffierecht is geheven.

3.4.

Het Hof vindt ook ambtshalve geen aanleiding tot het oordeel dat de bestreden uitspraak waartegen verzet is gedaan onjuist is.

Slotsom

De slotsom is dat het verzet van belanghebbende ongegrond is. Het hoger beroep is terecht ongegrond verklaard. De uitspraak waartegen verzet is gedaan blijft in stand.

4 Kosten

5 Beslissing