Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1672, 19/00946

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1672, 19/00946

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 juni 2020
Datum publicatie
8 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1672
Formele relaties
Zaaknummer
19/00946

Inhoudsindicatie

Overdrachtsbelasting ter zake van verkrijging van het economisch eigendom van een onroerende zaak. Is de verzuimboete terecht opgelegd?

Uitspraak

kenmerk 19/00946

23 juni 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

Stichting [X], gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. L.M. Ligthart),

tegen de uitspraak van 26 juni 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/5077 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft belanghebbende met dagtekening 28 november 2017 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd ter zake van de verkrijging van de economische eigendom op [datum] 2016 van het “ [naam] ”, [adres] , te [Z] (hierna: de onroerende zaak). Bij afzonderlijke beschikking in ditzelfde geschrift heeft de inspecteur een verzuimboete opgelegd van € 5.278.

1.2.

Op het bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur de naheffingsaanslag verminderd en tevens de verzuimboete verminderd tot € 4.400.

1.3.

Tegen de uitspraak op bezwaar inzake de verzuimboete heeft belanghebbende beroep ingesteld. Bij uitspraak van 26 juni 2019 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof binnengekomen op 2 augustus 2019 en is nader gemotiveerd in een bij het Hof op 30 augustus 2019 ingekomen faxbericht. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben daarna nog een nader stuk ingediend, belanghebbende op 11 oktober 2019 en de inspecteur op 6 november 2019.

1.5.

Partijen hebben het Hof toestemming gegeven tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten, het onderzoek te sluiten en schriftelijk uitspraak te doen.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft voor zover in hoger beroep van belang de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Stichting [Q] is houder van het juridisch eigendom van het erfpachtrecht van de onroerende zaak aan de [adres] te [Z] (hierna: de onroerende zaak).

2. De economische eigendom van de onroerende zaak rust sinds 2007 bij de heer [verkoper] (hierna: de verkoper)

3. Omstreeks 1 juni 2016 heeft mr. [Y] verweerder om een gezamenlijke taxatie van de onroerende zaak verzocht.

4. Op [juli] 2016 heeft de verkoper de economische eigendom van het erfpachtrecht van de onroerende zaak aan eiseres verkocht. De overeenkomst is op [augustus] 2016 vastgelegd in een notariële koopakte.

5. In navolging van de koop heeft mr. [Y] namens eiseres een mededeling van de overdracht van de onroerende zaak bij verweerder gedaan.

6. Op 29 september 2016 heeft mr. [Y] namens eiseres een aangifte overdrachtsbelasting ingediend. In de aangifte is zowel bij de rubriek “Waarde in het economische verkeer” als bij de rubriek “Overdrachtsbelasting, verschuldigd bedrag” ingevuld “Zie bijlage”. In de toelichting van de aangifte is onder andere het volgende opgenomen:

“Algemene informatie inzake de koop van [naam]

Deze aangifte ziet op de koop van de onroerende zaak ‘ [naam] ’, plaatselijk bekend als [adres] te [Z] , door Stichting [X] . De koop betreft uitsluitend de economische eigendom van de onroerende zaak. De economische eigendom is nog niet geleverd, echter de koper heeft de onroerende zaak al wel in gebruik genomen als ware hij eigenaar. Vanwege de koop van de economische eigendom, gevolgd door de ingebruikneming van de onroerende zaak door de koper, menen wij dat in fiscale zin voor de heffing van overdrachtsbe[l]asting sprake is van een economische eigendomsoverdracht.

(…)

Ad: Datum van overdracht

De koop van de economische eigendom heeft plaatsgevonden op [juli] 2016. De koper heeft daaropvolgend de onroerende zaak daadwerkelijk in gebruik genomen. Van deze koop is een onderhandse akte opgemaakt d.d. [augustus] 2016, mede in verband met de fiscale kwalificatie van de koop, door de ingebruikname door koper, als economische eigendomsoverdracht.

Ad: Waarde [naam]

Feitelijk is sprake van een schenking van [verkoper] aan Stichting [X] . Stichting [X] wordt aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Dit is de reden waarom de koopprijs op € 1,- is vastgesteld. Voor de schenking aan Stichting [X] is de werkelijke waarde relevant. In verband hiermee is de Belastingdienst verzocht om een middellijke waardering. Bijgaand treft u een kopie van de aanvraag van de gezamenlijke taxatie en een kopie van de overeenkomst gezamenlijke taxatie onroerend goed.”

7. Op basis van de gezamenlijke taxatie bedroeg de waarde van de onroerende zaak € 2.200.000.

8. In navolging van de gezamenlijke taxatie heeft verweerder op 28 november 2017 de onderhavige naheffingsaanslag en verzuimboete aan eiseres opgelegd. Op het aanslagbiljet is onder andere de volgende tekst opgenomen:

“Motivering voor deze naheffingsaanslag

Op 05-10-2016 is aangifte gedaan voor de overdrachtsbelasting van de verkrijging van de economische eigendom op [datum] van het “ [naam] ’, [adres] . Bij de verschuldigde overdrachtsbelasting is € 0,00 aangegeven.

Op 18-07-2017 is een Overeenkomst gezame[n]lijke taxatie onroerende zaken’ gesloten waarbij de waarde is vastgesteld op € 2.200.000. Derhalve is dit de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting à 6%.

Er is een verzuimboete opgelegd op basis van artikel 67c Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 24 lid 2 Besluit bestuurlijke boete belastingen.

De verschuldigde rente is berekend over een termijn van 01-01-2017 tot 18-07-2017.”

9. Eiseres heeft op 5 december 2017 bezwaar tegen de naheffingsaanslag en verzuimboete ingediend.

10. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 oktober 2018 de naheffingsaanslag verminderd, door het tarief voor woningen (2%) toe te passen. De verzuimboete is verminderd tot 10% van het nieuw verschuldigde bedrag (10% van € 44.000).”

2.2.

Aangezien de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan het volgende toe.

2.3.

Op 7 augustus 2017 heeft de inspecteur aan belanghebbende een vooraankondiging naheffing gezonden waarin, voor zover van belang, het volgende is vermeld:

Voornemen tot naheffing

U heeft naar mijn mening in uw aangifte een te laag bedrag aangegeven. Daarom heb ik het voornemen een naheffing op te leggen.

Reden

Op 05-10-2016 is aangifte gedaan voor de overdrachtsbelasting van de verkrijging van de economische eigendom op [datum] van het “ [naam] ”, [adres] . Bij de verschuldigde overdrachtsbelasting is € 0,00 aangegeven.

Op 18-07-2017 is een “Overeenkomst gezame[n]lijke taxatie onroerende zaken” gesloten waarbij de waarde is vastgesteld op € 2.200.000. Derhalve is dit de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting à 6%.”

2.4.

Belanghebbende heeft ter zake van de verkrijging binnen een maand geen bedrag aan overdrachtsbelasting voldaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de inspecteur de verzuimboete terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en van de boetebeschikking. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing