Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1918, 19/00917

Gerechtshof Amsterdam, 30-06-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1918, 19/00917

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 juni 2020
Datum publicatie
15 juli 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:1918
Zaaknummer
19/00917

Inhoudsindicatie

Heeft belanghebbende recht op toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting? Meer specifiek: heeft belanghebbende over 2015 een lager arbeidsinkomen dan haar ex-partner?

Uitspraak

kenmerk 19/00917

30 juni 2020

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. F.W.P. Wolters),

tegen de uitspraak van 11 juni 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3327 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 10 november 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.279. Daarbij is geen inkomensafhankelijke combinatiekorting toegekend.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 27 juni 2018, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 11 juni 2019 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 29 juli 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’:

“1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] . Zij heeft twee kinderen: [kind 1] , geboren op [geboortedatum] en [kind 2] , geboren op [geboortedatum] .

2. Eiseres had in 2015 een fiscaal partner, de heer [Y] .

3. Eiseres stond in 2015 tezamen met de heer [Y] en de twee kinderen ingeschreven op het adres [adres] .

4. Eiseres heeft in 2015 een inkomen van de [werkgever] genoten van € 24.484.

5. Eiseres heeft aangifte ib/pvv 2015 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.279. In deze aangifte geeft eiseres aan recht te hebben op toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting.

6. Verweerder heeft de definitieve aanslag vastgesteld conform de ingediende aangifte, echter zonder toepassing te geven aan de inkomensafhankelijke combinatiekorting.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe:

2.3.

In het tot de gedingstukken behorende “Verweerschrift bijdrage kosten verzorging en opvoeding minderjarigen” is voor zover van belang het volgende vermeld:

“6. Anders dan de vrouw het doet voorkomen is de man [Hof: de ex-partner van belanghebbende] geenszins weigerachtig geweest informatie te verschaffen. De man heeft informatie verschaft over zijn inkomen op dat moment (2013, 2014 en 2015). Vervolgens heeft de man een berekening doen opstellen aan de hand van zijn hoogste inkomen (en niet, zoals te doen gebruikelijk over een gemiddelde van drie jaren). Daarbij is de man ook nog eens uitgegaan van een fictief inkomen (het feitelijk inkomen over 2015 ging over 9 maanden en dit heeft de man omgezet in een fictief inkomen over 12 maanden).”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende recht heeft op toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Meer specifiek is in geschil of belanghebbende over 2015 een lager arbeidsinkomen heeft dan haar ex-partner.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing