Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2541, 20/00121

Gerechtshof Amsterdam, 22-09-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2541, 20/00121

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 september 2020
Datum publicatie
30 september 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:2541
Zaaknummer
20/00121

Inhoudsindicatie

Heeft zich ten aanzien van belanghebbende als gevolg van de vermogensrendementsheffing over 2017 een individuele en buitensporige last voor gedaan als bedoeld in artikel 1 EP?

Uitspraak

kenmerk 20/00121

22 september 2020

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: L. Veldman (L. Veldman Praktijk B.V.),

tegen de uitspraak van 31 december 2019 in de zaak met kenmerk HAA 19/1950 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 oktober 2018 aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (ib/pvv) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 37.180 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.962.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 15 maart 2019, de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 februari 2020, aangevuld bij brief van 21 april 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. De grondslag sparen en beleggen voor eiser en zijn fiscaal partner is vastgesteld op € 363.961. Dit bestaat uit bank- en spaartegoeden ten bedrage van € 412.038, overige vorderingen ter grootte van € 1.923 en een heffingsvrij vermogen van € 50.000. Van deze grondslag is € 288.258 aan eiser toebedeeld. Dat leidt tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 11.962 en tot een bedrag aan inkomstenbelasting in box 3 van € 3.588.

2. In 2017 is een rendement van € 2.066 bijgeschreven. Dit kan zowel op 2016 als op 2017 betrekking hebben.

3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslag. Eiser heeft aangevoerd dat de box 3-heffing in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (artikel 1 EP) en dat gelet op zijn persoonlijke omstandigheden sprake is van een ‘buitensporige zware last’. Eiser beroept zich daarbij op twee uitspraken van Hof Amsterdam van 16 en 23 januari 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:83 en ECLI:NL:GHAMS:2018:146). Voorts heeft eiser gesteld dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden en heeft hij verzocht om te worden gehoord.

4. Verweerder heeft vervolgens het bezwaar van eiser gesplitst in twee bezwaren. Het bezwaar dat betrekking heeft op de beantwoording van de rechtsvraag in de procedure massaal bezwaar, heeft verweerder meegenomen in de procedure massaal bezwaar. Het andere bezwaar betreffende ‘de individuele buitensporige last’ heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze ongegrondverklaring is eiser in beroep gekomen.”

Partijen hebben tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten geen bezwaren gericht. Het Hof zal derhalve eveneens van deze feiten uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende feit toe.

2.2.

Het inkomen uit werk en woning van belanghebbende bedraagt in 2017 € 37.180.

3 Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of zich ten aanzien van belanghebbende als gevolg van de vermogensrendementsheffing over 2017 een individuele en buitensporige last voordoet als bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM; hierna: artikel 1 EP).

4 4. Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 7. Beslissing