Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3252, 19/00561

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3252, 19/00561

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
9 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3252
Zaaknummer
19/00561

Inhoudsindicatie

Klare taal.

WOZ-waarde: hoger beroep niet-ontvankelijk.

Afvalstoffenheffing: Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer en de Verordening zijn niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 Grondwet, artikel 8 EVRM en 10 Grondwet.

Uitspraak

kenmerk 19/00561

1 december 2020

uitspraak van derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [plaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 12 maart 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/4313 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2018 de waarde (hierna ook: de WOZ-waarde) van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 334.000 (hierna: de WOZ-beschikking). In hetzelfde geschrift is ter zake van de woning de aanslag onroerendezaakbelasting eigenaar (hierna: aanslag OZB) bekendgemaakt, alsmede voor hetzelfde jaar de aanslag afvalstoffenheffing voor de onroerende zaak [adres 1] te [plaats] .

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 8 februari 2019, het bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-beschikking, aanslag OZB en aanslag afvalstoffenheffing gehandhaafd.

1.3.

De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep in haar uitspraak van 12 maart 2019 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep ten aanzien van de afvalstoffenheffing 2018 ongegrond;

- verklaart het beroep ten aanzien van de WOZ-waarde 2018 gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar, voor zover daarin de WOZ-waarde van [adres] is gehandhaafd;

- stelt de WOZ-waarde van [adres] vast op € 300.000;

- bepaalt dat de aanslag onroerende zaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar van 8 februari 2019;

- draagt de heffingsambtenaar op het betaalde griffierecht van € 46,- aan [belanghebbende] te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 4 april 2019. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 1 juni 2019 een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van belanghebbende zijn op 16 en 30 maart, 13 en 20 juli en 13 augustus 2020 nadere stukken ingekomen die in kopie aan de wederpartij zijn gezonden. Van de heffingsambtenaar zijn 10 en 13 juli 2020 nadere stukken ingekomen die in kopie aan de wederpartij zijn gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2020. Belanghebbende is verschenen. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [Y] Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:

Afvalstoffenheffing 2018 voor [adres 1]

2.1. [

Belanghebbende] woont op het adres [adres 1] in [plaats] . [Belanghebbende] heeft voor het kalenderjaar 2018 een aanslag afvalstoffenheffing gekregen ter hoogte van € 235,-, het tarief voor een eenpersoonshuishouden.

(…)

WOZ-waarde 2018 van [adres]

3.1. [

Belanghebbende] is eigenaar van de woning op het adres [adres] in [plaats] . (…).”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

In zijn brief van 16 maart 2020 wordt onder andere het volgende vermeld:

“(…) De stenen onder andere waarmee dit appartement [Hof: de woning] is gebouwd, of te wel de hele buitenschil staat bloed aan weersinvloeden. Weersinvloeden op stenen, kozijnen en daken zorgen voor kwaliteitsverlies. Jaar op jaar

Der halve zijn wij van mening dat uw college voor het jaar 2018 de WOZ waarde voor [adres] [plaats] op € 233.000,00 dient vast te stellen (…)”

2.4.

Belanghebbende heeft in de zitting van het Hof zakelijk weergegeven de volgende verklaard:

“U vraagt mij waarom ik pas op 16 maart 2020, ruim een jaar later, grieven heb aangevoerd tegen de WOZ-waarde. Hierop antwoord ik dat ik de stukken inzake de WOZ-waarde ten tijde van het opstellen van mijn hogerberoepschrift van 4 april 2019 nog niet in bezit had. Ook de rechtbank was tijdens de behandeling van de zaak niet in bezit van alle stukken. Nadat ik de stukken in januari 2020 heb ontvangen, ben ik in hoger beroep gegaan tegen de WOZ-waarde.”

2.5.

In de Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrecht Bedrijfsvuil 2015 van de gemeente Amsterdam1 (hierna: de Verordening) is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

Artikel 3 Aard van de heffing

1. Onder de naam afvalstoffenheffing wordt een belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het feitelijk gebruik van een perceel, waaronder mede begrepen een stacaravan, een woonboot, en een woonwagen, ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Onder het begrip perceel wordt niet verstaan een volkstuinhuisje, zomerhuisje of vakantiehuisje, tenzij een dergelijk huisje dient tot hoofdverblijf.

Artikel 4 Belastingplicht

Belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing is degene die, naar de omstandigheden beoordeeld, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikmaakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en tarief

1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 235,- indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht, later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon.

2. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 313,- indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer personen.

3. Voor het op afroep inzamelen van bouw- en sloopafval wordt een tarief van € 150,- per kubieke meter geheven.”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de afvalstoffenheffing tot het juiste bedrag is geheven. Verder is in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing