Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3283, 19/01229

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3283, 19/01229

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
30 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3283
Zaaknummer
19/01229

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Belanghebbende heeft met de door hem overgelegde documenten (verklaring werkgever en werktijdenrapport) aannemelijk gemaakt dat hij werkzaam was als postbezorger. Hof oordeelt dat aannemelijk is gemaakt dat sprake is van 'onmiddellijk laden en lossen' en niet van parkeren.

Uitspraak

kenmerk 19/01229

vijfde enkelvoudige belastingkamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)

tegen de uitspraak van 4 juli 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/5710 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020.

Ter zitting is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd en namens de heffingsambtenaar is verschenen [Y].

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de (proces)kosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.622; en

- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 46 (beroep) en € 128 (hoger beroep), in totaal € 174 te vergoeden.

Gronden

1. Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat de auto met kenteken [kenteken] (de auto) op 26 januari 2018 om 17:16 uur zou zijn geparkeerd in een parkeervak ter hoogte van [adres] (hierna: de parkeerplaats), terwijl geen parkeergeld was betaald. De parkeerplaats is aangewezen als plaats waar alleen tegen voldoening van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Het tijdig door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag ingestelde bezwaar is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

2. Het geschil betreft de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht aan belanghebbende is opgelegd. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of sprake is van ‘onmiddellijk laden en lossen’ zoals belanghebbende bepleit, of van ‘parkeren’ zoals de heffingsambtenaar bepleit.

3. Het Hof stelt voorop dat hetgeen de rechtbank in overwegingen 2 tot en met 4 van haar uitspraak heeft weergegeven het toetsingskader juist weergeeft en maakt deze overwegingen tot de zijne.

4. Belanghebbende heeft gesteld dat hij zijn auto niet had geparkeerd, maar dat zijn auto uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen (onmiddellijk laden en lossen). Hij stelt dat hij werkzaam was als postbezorger bij [bedrijf] en dat hij op de bewuste dag en het bewuste tijdstip bulkpost moest ophalen en bezorgen bij het [naam] aan de [adres]. De post bestond uit pakketten van verschillende omvang en briefpost. Belanghebbende had hiervoor twee postkarren nodig. Ter ondersteuning van zijn stelling heeft belanghebbende een verklaring van zijn werkgever en een werktijdenrapport overgelegd. Belanghebbende heeft voorts een foto overgelegd van de situatie ter plaatse. Hij stelt dat hij op het tijdstip dat de scanauto langsreed niet op de foto’s van scanauto zichtbaar was omdat hij op dat moment niet naast de auto stond maar met de postkarren bezig was met de bezorging bij het [naam]. Daarnaast wijst belanghebbende op de belettering op de auto met de naam van zijn werkgever.

5. De heffingsambtenaar heeft belanghebbendes stelling dat sprake is van onmiddellijk laden en lossen betwist en heeft in dit kader foto’s die de scanauto heeft gemaakt overgelegd. Het Hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat dit foto’s zijn van de auto die op het bewuste tijdstip stil stond in een parkeervak op de locatie. Op de foto’s is de belettering “[bedrijf]” te zien.

6. Het Hof overweegt dat belanghebbende met de door hem overgelegde documenten, de verklaring van zijn werkgever en zijn werktijdenrapport, aannemelijk heeft gemaakt dat hij op het bewuste moment werkzaam was als postbezorger. Dit wordt ondersteund door de met de scanauto gemaakte foto, waarop de belettering zichtbaar is. Het betoog van de heffingsambtenaar komt er in feite op neer dat sprake was van parkeren omdat belanghebbende niet op de scanfoto zichtbaar was, de deuren van de auto gesloten waren en de alarmlichten uit stonden. Het Hof overweegt echter dat de foto’s van de scanauto slechts enkele seconden beslaan. Daarom valt de juistheid van belanghebbendes lezing, waarbij sprake was van onmiddellijk laden en lossen (en dus niet van parkeren) geenszins uit te sluiten. Mede gezien deze werkzaamheden als postbezorger op dat moment hecht het Hof geloof aan de door belanghebbende steeds herhaalde verklaring, namelijk dat hij uitsluitend heeft stilgestaan zo lang als nodig was voor het ononderbroken verrichten van de door hem gestelde handelingen, het ophalen en bezorgen van post van het [naam] met behulp van twee postkarren. Belanghebbende slaagt in zijn bewijslast dat sprake was van onmiddellijk laden en lossen en dus niet van parkeren.

7. Nu is vastgesteld dat sprake was van onmiddellijk laden en lossen is de omstreden naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is.

8. Het Hof vindt aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn opgenomen in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit). Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Ingevolge artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op (in totaal) € 2.622:

-

€ 522 voor de bezwaarprocedure: 2 [indienen bezwaarschrift en hoorzitting] x € 261 x 1 (wegingsfactor);

-

€ 1.050 voor de beroepsprocedure: 2 [indienen beroepschrift en verschijnen ter zitting] x € 525 x 1 (wegingsfactor);

-

€ 1.050 voor de procedure in hoger beroep: 2 [indienen hogerberoepschrift en verschijnen ter zitting] x € 525 x 1 (wegingsfactor).

De mondelinge uitspraak is gedaan op 1 december 2020 door mrs. J-P.R. van den Berg, voorzitter van de enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. P.L. Cheung als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak uitgesproken en wordt openbaar gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.