Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3284, 19/01366

Gerechtshof Amsterdam, 15-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3284, 19/01366

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 december 2020
Datum publicatie
30 december 2020
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3284
Zaaknummer
19/01366

Inhoudsindicatie

WOZ-woning. Heffingsambtenaar heeft de stellingen van belanghebbende onvoldoende weersproken. Vastgestelde WOZ-waarde niet aannemelijk gemaakt door heffingsambtenaar.

Belanghebbende heeft de door hem gestelde waarde aannemelijk gemaakt.

Uitspraak

kenmerk 19/01366

15 december 2020

uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , te [plaats ] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 1 augustus 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3794 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats ] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2018 vastgesteld op € 1.390.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen (hierna: OZB) bekendgemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 23 juli 2018 de vastgestelde waarde en aanslag OZB gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

In haar uitspraak van 1 augustus 2019 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 september 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van belanghebbende is op 10 april 2020 een nader stuk ontvangen. Een kopie hiervan is aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’) :

‘1. 1. Eiser is eigenaar van de woning. Het gaat om een vrijstaande woning met dakkapel, garage en berging/schuur. De inhoud van de woning is door verweerder vastgesteld op 1.350 m³ en het perceel heeft een oppervlakte van 615 m².’

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.3.

De heffingsambtenaar heeft in eerste aanleg (bij brief van 23 november 2018) ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde foto’s van de woning en de vergelijkingsobjecten overgelegd, alsmede plattegronden en een matrix (tezamen en hierna: het taxatierapport I) waarin onder meer de volgende gegevens zijn opgenomen:

Object

Transactiedatum

en prijs

Aantal m³ hoofdgebouw

Prijs per m³

WOZ-waarde

[woning]

1.350

€ 782

€ 1.390.000

[object 1]

1 mei 2017

€ 1.495.000

1.000

€ 1.058

€ 1.408.000

[object 2]

1 juni 2016

€ 1.300.000

1.257

€ 820,96

€ 1.417.000

[object 3]

10 april 2017

€ 1.475.000

516

€ 980

€ 1.417.000

[object 4]

7 september 2016

€ 613.500

404

€ 941

€ 626.000

2.4.

Belanghebbende heeft in hoger beroep (bij brief van 9 april 2020) ook een taxatierapport (hierna; taxatierapport II) overgelegd. In dit taxatierapport II is de WOZ-waarde van de woning op 1 januari 2017 getaxeerd op € 1.350.000. Deze waarde is tot stand gekomen door vergelijking met de woningen [object 5] , [object 6] en [object 7] , alle gelegen te [plaats ] , welke vergelijkingsobjecten alle enige tijd voor of na de waardepeildatum zijn verkocht. In het taxatierapport II zijn foto’s opgenomen van de woning en de vergelijkingsobjecten en worden de verschillen tussen de woning en de objecten toegelicht.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende staat in hoger beroep een waarde voor van € 1.350.000, de heffingsambtenaar bepleit ook in hoger beroep een waarde van € 1.390.000.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing