Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3636, 19/00231

Gerechtshof Amsterdam, 24-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3636, 19/00231

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 december 2020
Datum publicatie
13 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3636
Formele relaties
Zaaknummer
19/00231

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting; kwalificatie inkomsten verworven met zorgwerkzaamheden (winst uit onderneming?)

Uitspraak

kenmerk 19/00231

24 december 2020

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 16 januari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/1679 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 16 maart 2016 over het jaar 2013 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de aanslag ib/pvv 2013) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.688. Met dezelfde dagtekening heeft de inspecteur voor het jaar 2013 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: de aanslag Zvw 2013) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van nihil.

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 23 februari 2018 de aanslagen gehandhaafd. Daartegen heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 16 januari 2019 als volgt beslist:

“De rechtbank:

- verklaart het beroep voor zover betrekking hebbend op de aanslag ib/pvv 2013 ongegrond;

- verklaart het beroep voor zover betrekking hebbend op de aanslag Zvw 2013 niet-ontvankelijk.”

1.4.

Belanghebbende heeft op 27 februari 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 2 augustus 2020 is een nader stuk ontvangen van belanghebbende. Een afschrift hiervan is verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder):

“1. Eiser, geboren [Z] , is gehuwd met [Z] . Eiser heeft zich bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met de eenmanszaak [Naam eenmanszaak] . De activiteiten hebben betrekking op audiovisuele diensten en verpleegkundige dienstverlening (zorgwerkzaamheden).

2. Eiser heeft in 2013 in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ) of de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (hierna: WMO) zorg in natura verleend voor Stichting [A] , [B] (via [B] B.V.) en Stichting [C] (via [C] B.V.) en daarmee inkomsten verworven. Deze instellingen zijn ieder aangemerkt als toegelaten zorginstelling in de zin van de Wet toegelaten zorginstellingen (hierna: WTZi).

3. Eiser heeft op 23 juni 2015 aangifte over 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.696. In deze aangifte heeft eiser de zorgwerkzaamheden als winst uit onderneming aangegeven. Hij heeft geen inkomsten uit audiovisuele diensten of andere activiteiten aangegeven.

4. Verweerder heeft bij het vaststellen van de aanslag de inkomsten uit de zorgwerkzaamheden ten bedrage van € 41.141 niet aangemerkt als winst uit onderneming maar als loon uit dienstbetrekking, hetgeen leidde tot de volgende correcties:

Geen kostenaftrek € 7.288

Geen zelfstandigenaftrek € 5.772

Geen MKB-winstvrijstelling € 3.932

5. In zijn reactie op een vragenbrief van verweerder van 14 januari 2016 heeft eiser informatie verstrekt over de opdrachtgevers in 2013. De opdrachtgevers in 2013 waren:

1. Stichting [A]

Ten aanzien van deze instelling heeft eiser aangegeven 1600 uren te hebben gewerkt en een bedrag van € 30.998 aan opbrengsten te hebben genoten.

Eiser heeft met Stichting [A] een overeenkomst van

opdracht van 24 uurs zorg gesloten, waarin onder meer het volgende is bepaald:

- in artikel 2.a is opgenomen dat opdrachtgever (de Stichting) een onderneming is die zich bezighoudt met het verkrijgen van 24 uurs zorg voor cliënten in een terminale thuiszorg situatie;

-in 2.b. is opgenomen dat opdrachtgever bij de uitoefening van een deel van haar werkzaamheden gebruik wenst te maken van de diensten die door opdrachtnemer (de zoz-er) worden aangeboden;

- in artikel 3.2 is opgenomen dat opdrachtnemer het recht heeft om het tijdstip en tijdsduur van de werkzaamheden naar eigen inzicht vast te stellen en in te delen, met inachtneming van de afgesproken termijnen en richtlijnen, waarbinnen de werkzaamheden moeten worden verricht;

- in 3.3. staat dat opdrachtnemer de opdrachtgever op de hoogte zal houden van de voortgang van de werkzaamheden;

- in 3.4 staat dat de opdrachtnemer niet gerechtigd is de werkzaamheden zonder schriftelijke toestemming van de opdrachtgever aan een derde over te dragen;

- in artikel 4 is bepaald dat opdrachtgever voor de werkzaamheden aan opdrachtnemer een vergoeding van € 19 per uur zal betalen.

Opdrachtnemer zal de in 4.1. genoemde vergoeding maandelijks achteraf in rekening brengen door middel van een gespecificeerde factuur. Het gefactureerde bedrag zal binnen 10 werkdagen na ontvangst van de betreffende factuur door opdrachtgever worden betaald;

- in artikel 5 is een geheimhoudingsverplichting voor eiser opgenomen.

Volgens de facturen van eiser aan Stichting [A] wordt gedeclareerd op basis van overgelegde werkbriefjes. De tarieven zijn op één na steeds € 19 per uur. Voor de verzorging van cliënt [naam] is € 12 per uur gefactureerd.

2. [B]

Bij deze instelling heeft eiser via bemiddeling door [B] B.V. gewerkt. Eiser heeft aangegeven 364 uren te hebben gewerkt en aan opbrengsten een bedrag van € 6.814 te hebben genoten.

Met [B] B.V. heeft eiser een bemiddelingsovereenkomst gesloten, de Bemiddelingsovereenkomst met Zelfstandig Ondernemend Zorgverlener (hierna ook: Zoz-er).

In deze overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:

- in artikel 3.4 is aangegeven welke stukken eiser dient te overleggen alvorens tot bemiddeling kan worden overgegaan (een kopie van de BIG-registratie; een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming; een verklaring omtrent gedrag; bewijs van inschrijving in het handelsregister van de KvK, etc.);

in artikel 4.1 is opgenomen dat de Zoz-er verplicht is de overeenkomst(en) persoonlijk na te komen;

- in 4.2 is opgenomen dat de Zoz-er zich dient te houden aan de eisen en regels zoals die worden gesteld in de van toepassing zijnde wet-en regelgeving;

- in artikel 4.3 is bepaald dat de Zoz-er gehouden is nauw samen te werken met huisarts, specialist en andere disciplines betrokken bij de zorgvrager;

- in 4.4 is bepaald dat de Zoz-er verplicht is tijdig bij- en/of herscholingscursussen te volgen;

- in artikel 6 staat dat indien zorgvrager(s) en/of zorginstelling(en) klachten mochten hebben over de uitvoering van de met de Zoz-er gesloten overeenkomst(en), een klacht kan worden ingediend bij [B] . [B] zal trachten een oplossing te bereiken;

- in artikel 7.1 staat dat voor de door Zoz-er te verrichten diensten adviestarieven gelden, e.e.a. conform bijgevoegde tarieflijst;

- in artikel 7.2 is opgenomen dat [B] gerechtigd is de in lid 1 vermelde adviestarieven eenzijdig te wijzigen;

-in artikel 7.4 is bepaald dat de Zoz-er aan [B] opdracht geeft door middel van het invullen van een declaratieformulier, om namens de Zoz-er de verleende zorg direct aan zorgvrager(s) en/of zorg instelling(en) te factureren. Dit declaratieformulier dient voor elke 1e en 15e dag van de maand te worden ingeleverd. Op basis van het declaratieformulier wordt gefactureerd;

- in artikel 7.6 is bepaald dat de Zoz-er geen vergoeding aan [B] is verschuldigd;

- in artikel 9 is een verbod opgenomen voor de Zoz-er om gedurende de looptijd van de overeenkomst of gedurende een jaar na beëindiging van deze overeenkomst op een andere wijze dan door bemiddeling van [B] werkzaamheden te verrichten, al dan niet via (bemiddeling van) een derde, voor zorgvrager(s) en/of zorginstelling(en) waar [B] Zoz-er heeft voorgesteld en/of bemiddeld;

- in artikel 10 zijn onder andere voor de Zoz-er geheimhoudingsvoorschriften opgenomen.

In de algemene voorwaarden van [B] B.V. is in onderdeel II bepaald dat alle offertes en aanbiedingen worden gedaan, en besprekingen en/of onderhandelingen plaatsvinden onder toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden. Eventuele algemene voorwaarden van de contractspartij worden uitdrukkelijk van de hand gewezen.

In onderdeel IV, lid 2, is opgenomen dat voor een overeengekomen tarief geldt dat dit tarief zo nauwkeurig mogelijk is bepaald en is gebaseerd op de tijdens de offerte- c.q. orderdatum geldende tarieven.

In lid 3 is opgenomen dat [B] te allen tijde bevoegd is om de overeengekomen tarieven eenzijdig te wijzigen.

Uit de tarievenlijst blijkt dat er vijf tarieven worden gehanteerd (afhankelijk van tijdstip en aard van de verleende zorg). Daarbij is bepaald dat eventuele reiskosten à € 0,19 per kilometer mogen worden gedeclareerd door de Zoz-er.

Ook is aangegeven dat de genoemde bedragen de aan de zorgvrager/opdrachtgever te factureren uurtarieven zijn.

3. Stichting [C]

Bij [C] heeft eiser via [C] B.V. (hierna ook: PZBV) de zorgwerkzaamheden verricht. Eiser heeft aangegeven AWBZ of WMO zorg in natura te hebben verleend. Daarnaast zou ook (AWBZ) zorg rechtstreeks zonder tussenkomst van zorgaanbieder(s) zijn verleend.

Volgens de factuur met het nummer 2013 P001, gericht aan [C] , is aan de zorgvrager mevrouw Van Gelderen 6 dagen 24-uurszorg verleend tegen een vergoeding van € 2.659,44.

In september 2013 heeft eiser met PZBV een inschrijfovereenkomst gesloten voor zorgbemiddeling.

In deze overeenkomst is opgenomen dat:

- indien eiser bij een cliënt van PZBV zorg verleent, hij daarbij de door [C] voorgeschreven, bruto tarieven moet hanteren;

- de tarieven voor de ziekenverzorgende varieert afhankelijk van dag en tijdstip van € 30 per uur tot 32,50 per uur. Voor 24 uurs-zorg is het uurtarief € 380;

- de tarieven tot 1 januari 2014 zijn vastgelegd, met stilzwijgende verlenging van telkens 1 jaar;

- eiser niet zelfstandig cliënten zal werven die op enigerlei wijze aan PZBV zijn verbonden. Ook zal met cliënten niet onderhandeld worden over het tarief.

6. Eiser had op aanvraag een verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming ontvangen (Var-wuo). In oktober 2013 is deze Var-wuo ingetrokken en gewijzigd in een verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking. De intrekking heeft plaatsgevonden naar aanleiding van een onderzoek door de Belastingdienst bij een van de opdrachtgevers ( [C] ) waar eiser stond ingeschreven. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de afwijzing van het bezwaar gericht tegen de intrekking van Var-wuo.”

2.2.

Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof, in afwijking van hetgeen de rechtbank onder 2 (met betrekking tot het wettelijk kader waarbinnen de zorg is verleend), onder 3 (met betrekking tot de wijze waarop zorg is verleend, namelijk al dan niet met tussenkomst van de zorgverlener) en onder 6 (met betrekking tot de status van de VAR-wuo) heeft vastgesteld, achtereenvolgens het volgende betoogd:

“Ik schrijf op pagina 16 van mijn nader stuk dat “Het onjuist [is] dat ik werkzaamheden heb verricht in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning [Hof; hierna aangeduid als: WMO] en ook niet voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten [Hof; hierna aangeduid als: AWBZ].”. Op de vraag van het Hof om dit nader toe te lichten, antwoord ik als volgt. Toen PT-zorg [Hof: palliatieve en terminale zorg] een apart onderdeel van de zorgaanbieder was, werd dit niet uit de WMO betaald, maar wel uit de AWBZ. Wellicht dat ik dit in zoverre in mijn nader stuk ook niet juist heb weergegeven. De wetgeving wijzigt evenwel geregeld. In 2013 ging het om mensen die voor een korte periode hulp nodig hadden. De kosten van die hulp werden dan betaald uit de AWBZ. (…)

Op de vraag van het Hof of ik direct aan patiënten factureer, antwoord ik als volgt. Dat doe ik nu wel. In 2013 was dit vanwege de toen geldende wetgeving echter niet mogelijk. In vergelijking met dat jaar is er nu veel ten goede veranderd. (…)

In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank staat dat ik geen beroep zou hebben ingesteld inzake de intrekking van mijn Verklaring Arbeidsrelatie (VAR). Dat heb ik wel gedaan. Daarvoor moest ik nu juist naar Groningen.”

Nu de wederpartij dit betoog niet heeft betwist, zal het Hof voor de feitenvaststelling hiervan uitgaan.

2.3.

Omdat tegen de feitenvaststelling van de rechtbank voor het overige geen bezwaren zijn gemaakt, zal het Hof daar eveneens van uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de aanslag ib/pvv 2013 naar het juiste bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of het belastbaar inkomen uit werk en woning door belanghebbende verworven met de door hem verrichte zorgwerkzaamheden dient te worden aangemerkt als winst uit onderneming, en of belanghebbende derhalve in aanmerking komt voor de door hem geclaimde aftrekposten en vrijstelling (zie onder 4. van de uitspraak van de rechtbank).

3.2.

Belanghebbende heeft ter zitting zijn hoger beroep, voor zover dat betrekking heeft op de aanslag Zvw 2013, die is berekend naar een bijdrage-inkomen van nihil, ingetrokken.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 6. Kosten

7 7. Beslissing