Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3792, 19/01560 tot en met 19/01562

Gerechtshof Amsterdam, 01-12-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3792, 19/01560 tot en met 19/01562

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 december 2020
Datum publicatie
24 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3792
Zaaknummer
19/01560 tot en met 19/01562

Inhoudsindicatie

Douane; bezwaar tegen de afwijzing van een verzoek om terugbetaling douanerechten terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

kenmerken 19/01559 tot en met 19/01562

1 december 2020

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , Duitsland, belanghebbende,

(gemachtigde/tolk: A. Abrosimova)

tegen de uitspraak van 5 september 2019 in de zaak met het kenmerken HAA 18/4952 tot en met HAA 18/4955 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank)

in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 23 maart 2016 aan belanghebbende acht uitnodigingen tot betaling (hierna: de utb’s) uitgereikt voor een bedrag van in totaal € 15.340,30 aan douanerechten.

1.2.

Belanghebbende heeft bij brief van 6 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen de utb’s. Dit bezwaar is door de inspecteur aangemerkt als een verzoek om terugbetaling van de douanerechten. De inspecteur heeft dit verzoek bij beschikking van 2 november 2016 afgewezen (hierna: de afwijzingsbeschikking).

1.3.

De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 6 september 2018, niet-ontvankelijk verklaard en ambtshalve teruggaaf dan wel kwijtschelding verleend voor het in rekening gebrachte bedrag op vier van de utb’s.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep in haar uitspraak van 5 september 2019 ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 10 oktober 2019 en aangevuld bij brief van 29 oktober 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend met dagtekening 4 februari 2020. De inspecteur heeft daarop gereageerd bij brief van 5 maart 2020.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2020. In verband met de maatregelen tegen het coronavirus / COVID-19 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden via een beeld- en geluidverbinding vanuit het Hof. Daaraan hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde/tolk, en - namens de inspecteur - T.J.W. Spanbroek. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Bij brief van 6 juli 2016 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de utb’s. Tevens heeft hij verzocht de invordering op te schorten. In een e-mail van 15 juli 2016 gericht aan [medewerker Belastingdienst/Douane] van de Belastingdienst/Douane schrijft [voormalig gemachtigde] , de toenmalige gemachtigde van belanghebbende:

“(…)

Gezien de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar wegens termijnoverschrijding, kunnen wij ons vinden in uw voorstel de casus inhoudelijk in behandeling te nemen als een verzoek om teruggaaf dan wel een verzoek om ambtshalve vermindering.

(…)”

2.2.

De afwijzingsbeschikking is gedagtekend 2 november 2016. Onderaan deze beschikking is vermeld:

Beslissing op het verzoek om terugbetaling

Ik wijs uw verzoek af

Als u het niet eens bent met deze beslissing

Bent u het niet eens met deze beslissing? Dan kunt u binnen zes weken na de datum van deze beschikking bezwaar maken. Stuur een brief naar:

Belastingdienst/Douane

Afdeling Bezwaar/Beroep

Postbus 3070

6401 DN Heerlen

Vermeld altijd de reden van uw bezwaar en het kenmerk van deze brief”

2.3.

Op 4 november 2016 heeft belanghebbende een e-mailbericht verzonden aan [medewerker Belastingdienst/Douane] . In dat e-mailbericht is geschreven:

“Dear Mr. [medewerker Belastingdienst/Douane] ,

I’m so sorry to disturb you again, but I haven’t received any answer from you since our last telephone conversation two weeks ago.

I ask you once agin please contact Mr. [A] , Tel. (…) (Kenmerk: 379/7.9326) and ask him not act before we find a correct decision

I’m still waiting for your answer in Dutch, Deutsch or English.

Regards,

[foto]

[X]

(…)”

2.4.

Tot de stukken van het geding behoort een brief van H. [A] namens de ontvanger van 10 oktober 2016 met kenmerk 379/7.9326. Dit betreft een afwijzing van een verzoek van belanghebbende om uitstel van betaling van het openstaande bedrag van een van de utb’s.

2.5.

Het in de tijd eerstvolgende stuk in het dossier na het in 2.3 bedoelde e-mailbericht van belanghebbende van 4 november 2016, is een op 16 december 2016 gedagtekende brief van belanghebbende. De brief is gericht aan Belastingdienst/Douane, Afdeling Bezwaar/Beroep, Postbus 3070, 6401 DN Heerlen, en is aldaar ontvangen op 23 december 2016. De brief vangt als volgt aan:

“Dear Sirs,

Dear [medewerker Belastingdienst/Douane] ,

I’m [X] and I write again about case Kenmerk 16/379/8441/141.

Now is about 6 Weeks since I has got your last letter (Post stamp from 11.11.2016).

I’d like to use my rights and ask you about prolongation, because I had found a lot of inexactitudes in most of cases.

(…)”

2.6.

Op 19 december 2016 heeft belanghebbende een e-mail verzonden met dezelfde inhoud als die van zijn hiervoor genoemde brief met dagtekening 16 december 2016 aan [medewerker Belastingdienst/Douane] . Bij e-mail van 27 december 2016 antwoordt laatstgenoemde:

“Dear mister [X] ,

It is not possible to prolongate this case. What I can do for you is to concern this letter as an objection against my letter Kenmerk 16/379/8441/141, Beschikkingsnummer: [***] .

(…)”

2.7.

Belanghebbende heeft als bijlage bij de aanvulling op zijn beroepschrift in hoger beroep van 29 oktober 2019 een stuk overgelegd dat (een afschrift van) een brief van 10 februari 2017 aan “Belastingdienst, Abteilung Financieel Beheer” voorstelt. De brief betreft “Zahlungsaufforderung Nr.Nr. 379/7.9335; 379/7.9332; 379/7.9333; 379/7.9326; 379/7.9327; 379/7.9330; 379/7.9334; 379/7.9331. Einspruch/Widerspruch” en vangt als volgt aan:

“Hiermit lege ich gegen die o.g. Zahlungsaufforderungen/Mahnungen Einspruch bzw. Widerspruch ein.“

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de inspecteur het bezwaar tegen de afwijzingsbeschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in

de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing