Home

Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3850, 18/00695

Gerechtshof Amsterdam, 25-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3850, 18/00695

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
25 augustus 2020
Datum publicatie
24 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3850
Zaaknummer
18/00695

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag mrb. Belanghebbende heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de auto hem niet gedurende de gehele periode waarover de naheffingsaanslag is berekend ter beschikking heeft gestaan.

Uitspraak

kenmerk 18/00695

25 augustus 2020

uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. E. Hilders

tegen de uitspraak 7 november 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/3859 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 31 mei 2017 aan belanghebbende

over het tijdvak 4 juni 2015 tot en met 30 januari 2017 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (hierna: mrb) opgelegd ten bedrage van € 4.280, alsmede bij beschikking een boete van € 4.280.

1.2.

De inspecteur heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 14 juli 2017 afgewezen en de naheffingsaanslag en boete gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft

het beroep in haar uitspraak van 7 november 2018 ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 december 2018. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Van het verhandelde

ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’).

“1. Eiser staat sinds 7 februari 1997 ingeschreven op het adres [adres 1] te [Z] in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP).

2. Op 31 januari 2017 omstreeks 17:53 uur is bij een controle geconstateerd dat eiser met een motorrijtuig van het merk Mercedes met het Franse kenteken [11 111 11] (hierna: het motorrijtuig) gebruik heeft gemaakt van de openbare weg.

3. Het motorrijtuig is eigendom van [A] (hierna: de kentekenhouder) en is geregistreerd en verzekerd in Frankrijk.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hieraan het volgende toe.

2.3.

Tot de gedingstukken behoort een ‘mutatie rapport’ van twee verbalisanten van de politie-eenheid Amsterdam, opgemaakt op 31 januari 2017, betreffende de door de rechtbank onder punt 2 genoemde constatering. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld:

“Tijdens surveillance op dinsdag 31 januari 2017 (…) reden wij (…) over de [B-straat] te [Z]. Aldaar zagen wij een auto met een Frans kenteken, zijnde een Mercedes M classe voorzien van kenteken: [11 111 11], welke zeer sportief reed en ook een auto rechts inhaalde.

NAVRAAG

Bij navraag in de tot ons beschikbare politiesystemen bleek dat in 15/10/2015 de bovengenoemde Franse auto, was gecontroleerd en dat toentertijd ---[X] [geboortedatum]--- in de auto reed.

Bij de staandehouding toentertijd verklaarde hij dat de auto van zijn vader was (…).

Gezien de verkeersovertreding, het rijgedrag en de voorgeschiedenis, hebben wij verbalisanten de auto een stopteken gegeven waar de bestuurder aan voldeed. (…)

Deze bestuurder bleek dezelfde persoon te zijn die ook in 2015 in deze auto was gecontroleerd, zijnde: ---[X] [geboortedatum]---

VERKLARING BESTUURDER

(…) Ik hoorde [X] mij het volgende verklaren:

“Ik weet niet wie de eigenaar is van de auto. (…) Mijn vader heeft deze auto voor mij geregeld om in te rijden. de auto is van een kennis van mijn vader.”

(…)

“Alles is netjes geregeld, zoek het maar uit.”

(…)

EIGENAAR

Hierop belde [X] zijn vader, welke vermoedelijk hierop de eigenaar belde. Binnen vijf minuten kwam er een Mercedes jeep met Frans kenteken aangereden naar de plaats van staandehouding. (…) Hierop kwam een zichtbaar en verbaal zeer geïrriteerde manspersoon vanaf de jeep op ons afgelopen, welke verklaarde dat hij de eigenaar was van het voertuig. Deze manspersoon bleek te zijn genaamd: --- [A] [geboortedatum] ---

(…)

VERKLARING EIGENAAR

(…)

Ik woon in Frankrijk. (…) Ik ko[m] af en toe nog in Nederland voor familiezaken. Ik wil dan geen auto huren, maar gewoon in mijn eigen auto rijden. Daarom laat ik mijn auto met Frans kenteken hier staan, om in te rijden als ik in Nederland ben. Zolang i[k] niet in Nederland ben mag [X] in mijn auto rijden met Frans kenteken. Ik wist niet dat dit niet mocht.”

(…)”

2.4.

In het beroepschrift in eerste aanleg is onder meer het volgende vermeld:

“6. De heer [A] heeft de auto normaliter tot zijn beschikking in Frankrijk en rijst hiermee zo nu en dan naar Nederland om zijn familie te bezoeken.

7. Tijdens het bezoek van de heer [A] aan Nederland was het mij toegestaan om in zijn auto te rijden.

(…)

9. De heer [A] is in december 2016 weer naar Nederland gekomen voor familiebezoek. Hij heeft de auto toen in Nederland laten staan omdat hij van hieruit op vakantie ging en de auto daarbij niet nodig had. Ik heb toen de auto eind januari kunnen gebruiken.

(…)

12. (…) De auto was pas eind december 2016 in Nederland en ik heb er pas in januari 2017 in gereden.”

2.5.

In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank is onder meer opgenomen:

[X]: [A] is soms in Nederland. Hij laat de auto dan in Nederland staan. Ik had toestemming om de auto van [A] te lenen. Dat is af en toe gebeurd. Voor speciale gelegenheden mocht ik de auto lenen. (…)

[X] : op 31 januari 2017 gebruikte ik de auto voor school. (…)”

2.6.

Tot de gedingstukken behoort een bij het hogerberoepschrift overgelegde schriftelijke verklaring van 13 december 2018 van de vader van belanghebbende, waarin deze - zakelijk weergegeven - verklaart dat hij al sinds eind 2011 zorgdraagt voor de stalling van de Mercedes ML van [A], dat de auto door [A] niet wordt gebruikt voor reizen van en naar Frankrijk en dat zijn zoon (belanghebbende) af en toe met de auto mocht rijden “om te voorkomen dat de banden van de auto vierkant werden”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing