Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3948, 19/00253

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3948, 19/00253

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 augustus 2020
Datum publicatie
28 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3948
Zaaknummer
19/00253
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 16-05-2023 tot 01-07-2023] art. 7:15

Inhoudsindicatie

Fiscaal procesrecht. Geen recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase.

Uitspraak

Kenmerk 19/00253

11 augustus 2020

uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: J.A. Klaver)

tegen de uitspraak van 18 januari 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/2155 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2017 voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.078.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 7 april 2018 voormelde aanslag verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.644.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 18 januari 2019 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de belastingaanslag tot een waarbij rekening wordt gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting;

-

vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 7 juli 2020 verzonden naar het adres van zijn gemachtigde ( [...] ) is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 9 juli 2020 bezorgd en is er voor de ontvangst getekend. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser stond gedurende het hele jaar 2015 ingeschreven op het woonadres [A-straat 1] in [Z] . Eiser had geen fiscaal partner.

2. Eisers zoon [B] , geboren op [..-..-2006] , stond in 2015 het hele jaar ingeschreven op hetzelfde woonadres als zijn moeder, [Y] .

3. Eiser heeft op 7 februari 2016 een aangifte ib/pvv 2015 ingediend met een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.829. Eiser heeft specifieke zorgkosten in aanmerking genomen. Tevens heeft hij aangegeven recht te hebben op inkomensafhankelijke combinatiekorting.

4. Verweerder heeft met dagtekening 10 juni 2016 een voorlopige aanslag ib/pvv 2015 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte.

5. Verweerder heeft met dagtekening 14 maart 2017 informatie aan eiser gevraagd over de aangegeven zorgkosten. Eiser heeft op 3 april 2017 op het verzoek om informatie gereageerd door verschillende stukken te overleggen.

6. Verweerder heeft met dagtekening 10 april 2017 een voornemen tot afwijking van de aangifte aan eiser verstuurd. Verweerder heeft aangegeven voornemens te zijn de specifieke zorgkosten deels en de inkomensafhankelijke combinatiekorting volledig te corrigeren.

7. Eiser heeft op 30 mei 2017 op het voornemen tot afwijking van de aangifte gereageerd. Eiser stelt het niet eens te zijn met het voornemen.

8. Verweerder heeft met dagtekening 7 juni 2017 een handhaving afwijking aangifte aan eiser verstuurd. Voorts heeft verweerder met dagtekening 30 juni 2017 de definitieve aangifte ib/pvv 2015 aan eiser opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.078. Dat is conform zijn brief van 10 april 2017.

9. Eiser heeft op 2 augustus 2017 bezwaar tegen voormelde aanslag ingediend.

10. Verweerder heeft eiser met dagtekening 10 november 2017 een vooraankondiging uitspraak op het bezwaarschrift gestuurd.

11. Eiser heeft op 12 november 2017 het reactieformulier bezwaar gestuurd. In het formulier heeft eiser aangegeven dat hij zijn bezwaar mondeling wil toelichten.

12. Verweerder heeft eiser met dagtekening 13 december 2017 uitgenodigd voor een hoorgesprek. Het hoorgesprek heeft op 16 februari 2018 plaatsgevonden. Verweerder heeft met dagtekening 20 februari 2018 het verslag van het hoorgesprek naar eiser gestuurd.

13. Eiser heeft op 2 maart 2018 nadere stukken aan verweerder gestuurd, waaronder een verklaring van [Y] inhoudende dat [B] gemiddeld drie dagen en nachten in de week bij eiser verblijft. Verweerder heeft met dagtekening 9 maart 2018 meer informatie aan eiser gevraagd teneinde te kunnen beoordelen of eiser recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Eiser heeft hier op 20 maart 2018 op gereageerd.

14. Verweerder heeft eiser met dagtekening 21 maart 2018 medegedeeld dat hij gedeeltelijk aan het bezwaar van eiser tegemoet komt en een hogere aftrek voor specifieke zorgkosten verleent.

15. Verweerder heeft met dagtekening 7 april 2018 uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag ib/pvv 2015 verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.644. Bij afzonderlijke beschikking is de belastingrente verminderd tot € 76.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Hieraan voegt het Hof nog het volgende toe.

2.2.

Ter zitting bij de rechtbank heeft gemachtigde van belanghebbende een verklaring van [Y] (hierna ook: ex-partner) overgelegd (gedagtekend 3 oktober 2018) kortgezegd inhoudende dat [B] minimaal drie dagen en nachten in de week bij belanghebbende verblijft.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is nog in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend; de inspecteur ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing