Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3951, 19/00885

Gerechtshof Amsterdam, 11-08-2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:3951, 19/00885

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 augustus 2020
Datum publicatie
28 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2020:3951
Zaaknummer
19/00885
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Geen sprake van 'onmiddellijk laden en lossen'; geen zaken van een zodanige omvang en gewicht dat zij niet of bezwaarlijk op een andere wijze dan per auto kunnen worden gehaald of gebracht.

Uitspraak

Kenmerk 19/00885

11 augustus 2020

uitspraak van de vijftiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 7 juni 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/3494 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 18 april 2018.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 15 mei 2018 het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Bij uitspraak van 7 juni 2019 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 17 juli 2019 hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 7 juli 2020 verzonden naar het adres ( [A-straat 1] te [Z] ) is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 13 juli 2020 afgehaald op een PostNL-punt en is er voor de ontvangst getekend. Ter zitting van het Hof heeft de griffier telefonisch contact opgenomen met belanghebbende en laatstgenoemde heeft bevestigd van de zitting van het Hof op de hoogte te zijn en voorts te kennen gegeven daarbij niet aanwezig te zijn. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met de uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“1. Verweerder heeft de naheffingsaanslag opgelegd omdat de auto met kenteken [..-..-..] op 12 april 2018 om 19:12 uur stil stond ter hoogte van [A-straat 35] in Amsterdam, zonder dat parkeerbelasting was betaald. Tussen partijen is in geschil of de auto daar geparkeerd stond in de zin van artikel 2, onder a, van de Verordening Parkeerbelasting 2018 van de gemeente Amsterdam (de Verordening).

2. Eiser voert aan dat hij aan het laden en lossen was. Volgens eiser had verweerder minstens een redelijke tijdsmarge in acht moeten nemen om dit te kunnen vaststellen. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij vanaf de auto naar zijn box (opslagruimte) is gelopen, waar hij een verhuisdoos en een plastic tas heeft gepakt om in te laden.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend; de heffingsambtenaar bevestigend. Het geschil spitst zich toe op de vraag of sprake was van ‘onmiddellijk laden en lossen’.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing