Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1063, 20/00357

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1063, 20/00357

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
21 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1063
Formele relaties
Zaaknummer
20/00357

Inhoudsindicatie

Douanerecht. Aan belanghebbende is een vergrijpboete opgelegd wegens het ontstaan van een vermis in entrepot. Inspecteur maakt echter niet aannemelijk dat het aan belanghebbende verweten vergrijp aan belanghebbende te wijten is. Geen sprake van grove schuld. Vernietiging van de boetebeschikking.

Uitspraak

kenmerk 20/00357

30 maart 2021

meervoudige douanekamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

gemachtigde: mr. ing. B.J.B. Boersma en mr. ing. D.J.M. Beurskens-Weijers (Customs Knowledge B.V.)

tegen de uitspraak van 30 april 2020 in de zaak met kenmerk HAA 18/560 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank), in het geding tussen

belanghebbende

en

- op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade -

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2021.

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens het oordeel inzake de - door de Staat te betalen - vergoeding van immateriële schade;

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt de boetebeschikking;

-

veroordeelt de inspecteur in de kosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.670;

-

gelast de inspecteur aan belanghebbende het in beroep (€ 338) en hoger beroep (€ 532) betaalde griffierecht te vergoeden (totaal: € 870).

Gronden

1. Het is aan de inspecteur om feiten en omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die het oordeel rechtvaardigen dat het aan belanghebbende verweten vergrijp (het ontstaan van het vermis) aan grove schuld – dat wil zeggen een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid/onachtzaamheid – van belanghebbende te wijten is.

2. Hetgeen de inspecteur daartoe heeft gesteld, met name onder 6.5 van zijn verweerschrift in eerste aanleg is – wat daarvan inhoudelijk ook moge wezen – onvoldoende.

3. De omstandigheid dat belanghebbende ervoor heeft gekozen om, nadat zij in de loop van 2014 had ontdekt dat er als gevolg van fouten veroorzaakt door een gebrekkige update van het door haar gebruikte softwarepakket (zoals de inspecteur aanvoert in zijn in hoger beroep overgelegde pleitnota) “iets mis was”, dit niet onmiddellijk aan de douaneautoriteiten te melden, maar geprobeerd heeft de problemen in overleg met de softwareleverancier op te lossen, rechtvaardigt niet het zware verwijt van grove schuld.

4. Wellicht had belanghebbende dit beter wel gedaan, maar dat belanghebbende mogelijk meer adequaat had kunnen optreden, levert geen grove schuld op. Gedragingen van belanghebbende nadat het vermis door douaneambtenaren is geconstateerd, zijn in deze niet relevant. Uit het vorenoverwogene volgt dat de boetebeschikking moet worden vernietigd.

5. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

Kosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

Voor het onderhavige geval zijn dat de in onderdeel a vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op € 2.670.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 30 maart 2021 door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, F.J.P.M. Haas en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman, als griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.