Home

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:108, 19/01361

Gerechtshof Amsterdam, 28-01-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:108, 19/01361

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
28 januari 2021
Datum publicatie
24 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:108
Formele relaties
Zaaknummer
19/01361

Inhoudsindicatie

Loon uit dienstbetrekking. Artikel 7.2 Wet IB. Looninkomsten in Nederland belast, ook al heeft belanghebbende in maart Nederland verlaten.

Uitspraak

kenmerk 19/01361

28 januari 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.A.J.H.M. Tummers)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/3758 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 10 november 2017 voor het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 88.883 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 577.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 juli 2018 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 1 augustus 2019 (deze uitspraak is 7 augustus 2019 verzonden) het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 september 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de zijde van belanghebbende is op 10 december 2019 een nader stuk binnengekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 januari 2021. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd. Van de zijde van de inspecteur zijn verschenen [namen] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) is eiser vanaf maart 1997 tot 4 april 2016 ingeschreven als bestuurder (tevens gevolmachtigd directeur) van [X BV] (hierna: [BV] ) gevestigd in [plaats] en sinds augustus 1997 daar eveneens in dienstbetrekking bij werkzaam als “Senior Partner”. Enig aandeelhouder van [BV] was [Y BV ] gevestigd in Curaçao.

2. Op 26 april 2013 verkoopt [Y BV ] zijn aandelen in [BV] .aan de [naam stichting] (hierna: de [Stichting] ) , waarvan eiser zelfstandig bevoegd bestuurder is. De certificaten van de aandelen van de [Stichting] worden gehouden door [A] , [B] en eiser. In de periode vanaf 25 april 2013 tot 4 april 2016 worden alle aandelen van [BV] door de [Stichting] gehouden.

3. In 2014 bestaat er een voornemen om [BV] te verkopen aan [Z BV] . Eiser was het met zijn medeaandeelhouders niet eens om deze verkoop door te zetten. Dit heeft geleid tot een arbeidsconflict en een verstoorde werkverhouding.

4. Tussen [BV] , de [Stichting] , [A BV] . en eiser is op 27 november 2014 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Aldaar wordt [Stichting] rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar bestuurders [B] , [A] en [X] . In de vaststellingsovereenkomst is – voor zover van belang – onder andere het volgende opgenomen:

"( ...) [X] legt zijn functie neer op het moment van verkoop en levering van de aandelen [BV] aan [Z BV] Daarna zal [X] advies werkzaamheden verrichten ten behoeve van [BV] tot uiterlijk 31 december 2015.

(...)

[X] in 2014 vanuit [BV] zijn reguliere salaris zal behouden en in het kader van zijn advies werkzaamheden over 2015 gespreid in gelijke maandelijkse termijnen een totale vergoeding van € 200.000,- bruto zal ontvangen in 2015; [BV] zal hierbij de gebruikelijke Loonheffing en Premies inhouden alsmede ten behoeve van [X] Pensioenpremie afdragen."

(…)

Deze overeenkomst wordt gesloten onder de opschortende voorwaarde dat 1) [BV] daadwerkelijk per ultimo 2014 economisch overgedragen wordt aan [Z BV] of een door [Z] aan te wijzen vervangende rechtspersoon en 2) deze overdracht van [BV] heeft plaatsgevonden conform de bijgevoegde conceptversie van de LOI met [Z BV] , welke LOI conveniërend is voor alle in de aanhef van deze overeenkomst genoemde partijen.”

In samenhang daarmee is in een ongedateerde brief van [BV] , gericht aan eiser, het volgende meegedeeld:

“Gedateerd vlak voor closing

Geachte heer [X] ,

Onder verwijzing naar de met U op 27 november overeengekomen vaststellingsovereenkomst, waarin onder meer is opgenomen dat U tot uiterlijk 31 december 2015 ten behoeve van onze vennootschap advies werkzaamheden zult verrichten kunnen wij u mededelen dat wij daar geen gebruik van zullen maken.

Hoogachtend,

[BV] ,

[B] [A] ”

5. De verkoop aan [Z BV] heeft uiteindelijk niet plaats gevonden.

6. Op 15 maart 2015 heeft eiser Nederland metterwoon verlaten en sindsdien is hij woonachtig in Costa Rica.

7. Volgens de verzamelloonstaat heeft eiser in het jaar 2015 een loon ontvangen van € 90.408, welke ziet op de periode van 1 januari 2015 tot 31 december 2015. In de jaaropgaaf van eiser is onder meer vermeld “datum van in dienst 01-01-1998” en “datum uit dienst 31-12-2015”.

8. In de aangifte IB/PVV 2015 heeft eiser inkomen uit tegenwoordige arbeid over de periode 1 januari tot 15 maart 2015 verwerkt. Het loon over de periode vanaf 1 januari tot en met 31 december 2015 groot € 90.407 is niet tot dat bedrag maar tot een bedrag van € 18.835 (tijdsevenredige gedeelte over 1 januari 2015 tot 15 maart 2015) in de aangifte IB/PVV 2015 opgenomen. Ook de loonheffing is op overeenkomstige wijze opgenomen.

9. Bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2015 heeft verweerder het standpunt ingenomen dat het gehele loon in Nederland belast is.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.

2.2.

De dienstbetrekking van belanghebbende met [BV] is in 2015 niet beëindigd maar voortgezet. Overeengekomen is dat belanghebbende geen advieswerkzaamheden behoefde te verrichten maar wel zijn jaarsalaris dat maandelijks aan hem is uitbetaald zou behouden.

2.3.

Tot de stukken van het geding behoort een door belanghebbende in hoger beroep overgelegde brief van de heer [A] aan belanghebbende, gedagtekend 10 september 2019, waarin onder mee het volgende staat vermeld:

“Bijgaand een verklaring to “whom it may concern”

Bij deze verklaart ondergetekende, [A] bestuurder van [BV] :

In overleg met de Hr [X] is, na het niet doorgaan van de transactie met [Z BV] , mondeling overeengekomen om het tot dan toe normale basissalaris van 90.000 euro te betalen in 2015. De heer [X] zou hiervoor zijn werkzaamheden in loondienst als inkoopadviseur verrichten. Vanwege destijds opgekomen onderlinge verschillen van inzicht heeft ondergetekende vervolgens besloten de heer [X] eenzijdig vrij te stellen van werkzaamheden (zie overeenkomst ‘na closing’). Hiervoor heeft de heer [X] feitelijk op geen enkele wijze werkzaamheden hoeven te verrichten als inkoopadviseur/werknemer.

De heer [X] is per 31/12/2015 als werknemer uit dienst getreden bij [BV] en heeft in de tussentijd of daarna geen bestuurstaken verricht voor [BV] . en ook is er geen sprake geweest van het anderszins verrichten van bestuurstaken en/of inkoop werkzaamheden voor deze vennootschap.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de aanslag IB/PVV 2015 niet te hoog is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op vraag of de door belanghebbende in de periode 15 maart 2015 tot 31 december 2015 ontvangen inkomsten van [BV] in de (inkomsten)belastingheffing in Nederland moeten worden betrokken.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing