Home

Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1305, 19/01556

Gerechtshof Amsterdam, 20-04-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1305, 19/01556

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
20 april 2021
Datum publicatie
13 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1305
Zaaknummer
19/01556
Relevante informatie
Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 12a

Inhoudsindicatie

Naheffingsaanslag loonheffingen. Het gebruikelijk loon van de dga van belanghebbende wijkt niet in belangrijke mate af van hetgeen gebruikelijk is bij de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Het loon van de dga is niet te laag vastgesteld.

Uitspraak

Kenmerken 19/01556

20 april 2021

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur

tegen de uitspraak van 3 september 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/2322 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. drs. P. van de Linde)

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2015 tot en met

31 december 2015 een naheffingsaanslag loonheffing opgelegd van € 3.165. Ook heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen een vergrijpboete van € 416 opgelegd en een bedrag van € 280 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 23 april 2018, de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd en de boetebeschikking verminderd tot een bedrag van € 104.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 september 2019 heeft de rechtbank het volgende beslist (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslag loonheffingen en de beschikking belastingrente;

-

vermindert de naheffingsaanslag loonheffingen tot € 1.040 en vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

-

bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.024; en

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen bij faxbericht van 9 oktober 2019. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Van de zijde van belanghebbende is bij het Hof op 25 januari 2021 een pleitnota ingekomen. Van de zijde van de inspecteur is bij het Hof op 27 januari 2021 een pleitnota ingekomen. Kopieën zijn over en weer aan de wederpartij gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 februari 2021. Namens belanghebbende is verschenen zijn gemachtigde voornoemd. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [naam 11] en [naam 12] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“Feiten

1. De heer [naam 1] , directeur-grootaandeelhouder (hierna: dga), is enig aandeelhouder en statutair bestuurder van [X] B.V. (hierna: [X] ) en van eiseres.

2. In 2015 hield eiseres 25% van de aandelen van [Y] B.V. (hierna: [Y] ) en 25% van de aandelen van [Z] B.V. (hierna: [Z] ). [X] was statutair bestuurder van [Y] . Eiseres was statutair bestuurder van [Z] .

3. [Y] en [Z] hielden in 2015 aandelen in de volgende vennootschappen:

Vennootschap

Belang

[naam 2] B.V.

50%

[naam 3] B.V.

50%

[naam 5] B.V.

100%

[naam 6]

100%

[naam 7] B.V.

100%

[naam 8] B.V.

100%

[naam 9] B.V.

100%

[naam 10] B.V.

100% (STAK)

4. Op basis van een samenwerkingsovereenkomst van 30 november 2002 tussen vier vennootschappen (waaronder eiseres) en hun respectieve directeuren in privé hebben eiseres en de dga in persoon in 2015 in het kader van managementovereenkomsten hun volledige arbeidskracht ten dienste van de onderneming van [Y] en de door [Y] bestuurde dochtervennootschappen gesteld. De dga heeft als registeraccountant gewerkt. Daarnaast droeg de dga tezamen met de overige drie directeuren (fiscalisten/ registeraccountants en partners) zorg voor het volledige management van [Y] en de dochtervennootschappen. Bij voormelde samenwerkingsovereenkomst is overeengekomen dat vorenbedoelde vier vennootschappen voor de werkzaamheden van hun directeuren ieder een managementvergoeding zullen ontvangen van € 136.800 exclusief BTW, en dat dit bedrag jaarlijks per aanvang van het boekjaar van [Y] in onderling overleg nader zal worden vastgesteld.

5. Eiseres heeft voor de dga in 2015 een loon van € 90.000 verantwoord.

6. Het loon van de meestverdienende werknemer bij de dochtervennootschappen bedroeg in 2015 € 94.088. Het betrof een werknemer van [naam 8] B.V. waar in 2015 gemiddeld vijfendertig werknemers in dienst waren.

7. Verweerder heeft in 2016 een boekenonderzoek bij eiseres uitgevoerd over de jaren 2013 tot en met 2016. In verband met het boekenonderzoek hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd.

8. Verweerder heeft met dagtekening 5 maart 2018 de onderhavige naheffingsaanslag aan eiseres opgelegd. Verweerder heeft onder andere het loon van de dga gecorrigeerd. Volgens verweerder stond het gehanteerde loon van de dga niet in verhouding tot de management fee die door eiseres in rekening is gebracht. In de naheffingsaanslag is het loon van de meestverdienende werknemer van [naam 8] B.V. (€ 94.088) als loon voor de dga aangehouden. Voorts heeft verweerder een correctie aangebracht in verband met het ter beschikking stellen van een auto.

9. Eiseres heeft op 5 maart 2018 bezwaar tegen de naheffingsaanslag gemaakt. In vervolg op het bezwaarschrift hebben partijen met elkaar gecorrespondeerd. Op 7 maart 2018 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden met de gemachtigde van eiseres. Voorts heeft op 21 maart 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder en de dga.

10. Verweerder heeft met dagtekening 23 april 2018 uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar is ongegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de hoogte van het gebruikelijk loon, het ter beschikking van een auto en de rente. De vergrijpboete is verminderd tot € 104.”

2.2.

Het Hof gaat uit van dezelfde feiten en voegt hier nog het volgende aan toe.

2.3.

In het jaar 2015 had belanghebbende alleen dga [naam 1] (hierna: de dga) als werknemer in dienst.

3 Geschil in hoger beroep en incidenteel hoger beroep

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag loonheffingen en de beschikking belastingrente voor 2015 niet te hoog zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder ligt voor de vraag of het gebruikelijk loon van de dga juist is vastgesteld.

3.2.

De inspecteur betoogt in hoger beroep dat het in de naheffingsaanslag loonheffingen in aanmerking genomen bedrag aan gebruikelijk loon niet te hoog is vastgesteld. Het hoger beroep strekt tot het vernietigen van de uitspraak van de rechtbank en het ongegrond verklaren van het beroep van belanghebbende.

3.3.

Belanghebbende verenigt zich met de uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep dient haars inziens ongegrond te worden verklaard.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing