Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1564, 20/00462

Gerechtshof Amsterdam, 11-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1564, 20/00462

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 mei 2021
Datum publicatie
2 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1564
Zaaknummer
20/00462

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslag IB/PVV 2012. Belanghebbende heeft geen recht op aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten voor belanghebbende. Geen sprake van handelen in strijd met verbod van willekeur.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 20/00462

11 mei 2021

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: M. Collij)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/5442 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

belanghebbende.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 14 oktober 2017 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2012 opgelegd (hierna: IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.322.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 26 oktober 2018 heeft de inspecteur de navorderingsaanslag verminderd en berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.158.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 9 juli 2020 (waarin belanghebbende wordt aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) als volgt beslist:

“De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525;

- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding van € 750 voor de overschrijding van de redelijke termijn;

- veroordeelt de Staat der Nederlanden (Minister van Rechtsbescherming) tot het betalen van een schadevergoeding van € 250 voor de overschrijding van de redelijke termijn.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep heeft het Hof ontvangen op 20 augustus 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 14 april 2021 nadere stukken ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2021. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, voornoemd. Namens de inspecteur is verschenen [naam 1] en [naam 2] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is geboren op 25 december 1944 . Hij is het hele jaar 2012 gehuwd met mevrouw [naam partner] .

2. Op 30 mei 2013 heeft eiser een aangifte IB/PVV voor het jaar 2012 ingediend. Het hierin aangegeven inkomen uit werk en woning bedraagt € 61.036.

3. De definitieve aanslag IB/PVV 2012 met dagtekening 29 november 2013 is door verweerder overeenkomstig de ingediende aangifte IB/PVV 2012 geautomatiseerd opgelegd. Bij het vaststellen van deze aanslag is een bedrag van € 5.002 aan specifieke zorgkosten (na toepassing van de drempel) alsmede een bedrag van € 12.552 aan voor betaalde rente en kosten van geldleningen die zijn gebruikt voor de eigen woning in aftrek toegelaten.

4. Na het vaststellen van de definitieve aanslag IB/PVV 2012 is onderzoek gedaan naar het aangiftegedrag van de gemachtigde van eiser. In dat kader is aan eiser een vragenbrief verzonden met dagtekening 14 maart 2017, waarin onder meer werd verzocht de aftrek inzake de eigenwoningschuld en de opgevoerde specifieke zorgkosten nader te onderbouwen.

5. Bij brief van 19 juni 2017 heeft eiser het door hem afgetrokken bedrag aan specifieke zorgkosten als volgt gespecificeerd:

“Hulpmiddelen € 300

Vervoer in NL € 200

Dieet [naam belanghebbende] (cholesterol) € 100

Reiskosten Bonn € 655

Niet vergoed Rosin € 975

Niet vergoed apotheek Bonn € 925

Niet vergoed Blind € 360

Niet vergoed apotheek Rode Roos € 880

Tandarts [naam belanghebbende] (implantaat) € 1.255

Tandarts [naam partner] € 355

Therapeutisch sport en zwemmen € 1.200

Fysio [naam partner] niet vergoed € 300”

6. Na correspondentie tussen eiser respectievelijk zijn gemachtigde en verweerder is met dagtekening 14 oktober 2017 de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 opgelegd waarbij het inkomen uit werk en woning als volgt is vastgesteld:

Inkomen uit werk en woning aanslag IB/PVV 2012 € 61.036

- Bij: correctie aftrek specifieke zorgkosten € 3.806

- Bij: correctie rente en kosten geldleningen eigen woning € 480

Inkomen uit werk en woning navorderingsaanslag IB/PVV 2012 € 65.322.

7. Hierbij zijn de onder andere door eiser aangegeven bedragen voor hulpmiddelen, niet vergoed Rosin, niet vergoed apotheek Bonn, reiskosten Bonn, therapeutisch sport en zwemmen en een groot gedeelte van de tandartskosten niet in aftrek toegelaten.

8. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 26 oktober 2018 is alsnog een bedrag van € 164 als specifieke zorgkosten in aftrek toegelaten en is de navorderingsaanslag IB/PVV 2012 dientengevolge verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 65.158 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.771.”

2.2.

Nu voormelde door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil voor het Hof

3.1.

In hoger beroep is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten wegens uitgaven voor genees- en heelkundige hulp en vervoer tot een hoger bedrag dan waarmee rekening is gehouden in de navorderingsaanslag als verminderd bij de uitspraak op bezwaar, alsmede of navordering op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur achterwege had dienen te blijven.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing