Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1612, 19/00770

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1612, 19/00770

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2021
Datum publicatie
29 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1612
Formele relaties
Zaaknummer
19/00770

Inhoudsindicatie

proceskostenvergoeding te laag vastgesteld

Uitspraak

kenmerk 19/00770

31 mei 2021

uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Y] , belanghebbende,

gemachtigde: [naam]

tegen de uitspraak van 18 april 2019 in de zaak met kenmerk AMS 18/7684 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [Y], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Op 7 februari 2017 heeft belanghebbende op grond van artikel 40 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) een verzoek om informatie ingediend, onder andere over het perceel [Z] te [Y] .

1.2.

Bij e-mailbericht van 23 februari 2017 heeft de heffingsambtenaar afwijzend beslist op het verzoek om informatie.

1.3.

Bij brief van 24 februari 2017 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de afwijzende beslissing op zijn informatieverzoek.

1.4.

Belanghebbende heeft beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar. Bij uitspraak van 18 april 2019 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;

-

bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 256,-”

1.5.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof, per fax ontvangen op 31 mei 2019 en aangevuld bij brief van 1 juli 2019. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 14 mei 2021 een nader stuk ingediend als reactie op het verweerschrift van de heffingsambtenaar.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Tot de gedingstukken behoort een brief van belanghebbende met dagtekening 22 maart 2019, gericht aan de rechtbank, waarin onder meer het volgende is vermeld:

“3. Volgens uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden, HR d.d. 25-11-2016 (ECCLI:NL:HR:2016:2667), dient een beslissing van de heffingsambtenaar op een verzoek ex artikel 40 van de WWOZ gelijk te worden gesteld met een op grond van de belastingwet genomen besluit.

4. De heffingsambtenaar dient een bezwaar tegen een dergelijk besluit niet-ontvankelijk te verklaren, omdat het geen voor bezwaar vatbaar besluit is als bedoeld in artikel 26 van de Algemene wet in zake rijksbelastingen (AWIR).

5. De belastingrechter dient bij zijn oordeel over de gegrondheid van het beroep te beoordelen of inderdaad sprake is van een op grond van de belastingwet genomen besluit waartegen geen bezwaar openstaat.

6. De belastingrechter dient bij zijn oordeel over de gegrondheid van het beroep te beoordelen of inderdaad sprake is van een op grond van de belastingwet genomen besluit waartegen geen

bezwaar openstaat.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In hoger beroep is uitsluitend de hoogte van de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 5. Kosten

6 Beslissing