Home

Gerechtshof Amsterdam, 08-06-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1664, 19/01647

Gerechtshof Amsterdam, 08-06-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1664, 19/01647

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
8 juni 2021
Datum publicatie
6 oktober 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1664
Zaaknummer
19/01647

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting; art. 10b; vaste aflossingsdatum?

Uitspraak

kenmerk 19/01647

8 juni 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

gemachtigden: mr. A.E.H. van der Voort Maarschalk en mr. C. Presilli (Houthoff Buruma te Amsterdam)

tegen de uitspraak van 9 oktober 2019 in de zaak met kenmerk HAA 17/3042 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 1. Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 maart tot en met 31 december 2012, met dagtekening 23 juli 2016, een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd (hierna: de aanslag), berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. Het verlies over datzelfde tijdvak is bij beschikking vastgesteld op € 543.421.

1.2.

De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 24 mei 2017 het verlies vastgesteld op € 2.195.629.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 9 oktober 2019 het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 19 november 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld, aangevuld bij brief van 18 december 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur zijn in de uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiseres maakt als houdstermaatschappij onderdeel uit van de [X-groep] , een internationaal adviesbedrijf in de ICT-branche. De activiteiten van [X-groep] bestaan onder andere uit het leveren van adviesdiensten op het gebied van customer relationship, infrastructuurplanning, systeemontwikkeling en de distributie van computer- en netwerkproducten.

2. In 2007 heeft [A] N.V. (hierna: [A] ) [X-groep] overgenomen van een derde. [X-groep] was op dat moment een van de grootste IT-dienstverleningsbedrijven van Nederland. Na de overname zijn de Nederlandse activiteiten van de [X-groep] opgegaan in de activiteiten van [A] . De naam [X-groep] bleef wel bestaan.

3. In 2007 is [A] begonnen met het afstoten van verschillende bedrijfsonderdelen van de [X-groep] . Een van deze onderdelen was de operationele tak van [X-groep] in Europa (met uitzondering van Nederland) en Azië. [A] heeft deze tak op 1 mei 2012 overgedragen aan eiseres’ moedermaatschappij [B] Gmbh (hierna: [B] ), een Duits beursgenoteerd investeringsfonds.

4. Voorafgaand aan de overname door [B] zijn enkele activa en passiva door [A] aan [B] overgedragen. Deze activa en passiva zijn door middel van een juridische afsplitsing (akte van 30 april 2012) vrijwel geheel tegen schulderkenning - en fiscaal niet geruisloos - overgedragen door een dochtervennootschap van [A] , zijnde [C] B.V. (hierna: [C] ), aan [D] B.V. (hierna: [D] ). Hierdoor is een schuld (hierna: de lening) ontstaan van [D] aan [C] van € 13.778.000.

5. In verband met de overname heeft een reorganisatie plaatsgevonden. De relevante bedrijfsonderdelen zijn eerst in zogenoemde targetvennootschappen binnen de [A] -groep ondergebracht. Eiseres is in dat kader opgericht en zij heeft op haar beurt de dochtervennootschappen [1] B.V. (hierna: [1] ) en [2] B.V. opgericht. Deze dochtervennootschappen hebben de aandelen in de targetvennootschappen verworven. Tevens heeft [1] de aandelen [D] - inclusief de lening - verworven. Als onderdeel van de overname verwierf [A] 30 percent van de aandelen in eiseres.

6. Eiseres vormt een fiscale eenheid met dochters [1] en [D] .

7. De koopprijs voor de targetvennootschappen bedroeg € 10.941.000 en is schuldig gebleven. De koopprijs is vastgesteld op basis van de waarde van de aandelen in de targetvennootschappen, verminderd met onder andere het openstaande bedrag aan zogenoemde intercompany payables. Op 1 mei 2012 heeft [1] de overnameschuld overgenomen van [B] .

8. De afspraken over de overname zijn door partijen opgenomen in de Master Sale and Purchase Agreement (hierna: SPA) van 3 april 2012. In de SPA is de volgende bepaling opgenomen over de aflossing van intercompany payables:

“9.8 Except for liabilities to be settled pursuant to subclause 9.7:

(…)

( b) the Purchaser shall procure that each of the Group Companies are put in sufficient funds, and that each of the Group Companies actually pays in full as soon as possible after Completion, all Intercompany Payables as appear from end of previous monthly figures prior to the Completion Date, provided that the Seller shall notify the Purchaser in writing no less than five Business Days prior to the day on which Completion is envisaged to take place of the Intercompany Payables at month end immediately prior to Completion and the net amount, if any, to be refinanced by the Purchaser under this subclause 9.8(b) after taking into account the set off as contemplated in subclause 9.8(c) of Intercompany Receivables to be repaid under subclause 9.8(a) (the Completion Intercompany Payables Amount).

(…)”

In de SPA is niet opgenomen dat over intercompany payables rente verschuldigd is.

9. [D] heeft in 2012 twee aflossingen gedaan op de lening: in juni een bedrag van € 3.000.000 en in september een bedrag van € 700.000.

10. Op 10 juni 2013 hebben [A] en [B] een calloptieovereenkomst gesloten. Op basis van deze overeenkomst had [B] het recht om de door [A] gehouden aandelen in eiseres van [A] te kopen voor € 1. Een van de voorwaarden was dat de schulden aan de [A] -groep (met uitzondering van de overnameschuld) geheel voor 30 juni 2014 zouden zijn afgelost. De optie is uiteindelijk niet uitgeoefend.

11. Begin 2015 is [A] een arbitrageprocedure gestart bij het Nederlands Arbitrage Instituut. In deze procedure heeft [A] onder andere directe betaling van de lening gevorderd. Kort na aanvang van de procedure zijn [A] en eiseres tot overeenstemming gekomen over de aflossing en andere claims die zij over en weer ten aanzien van elkaar hadden. In artikel 3.1 is in verband hiermee het volgende vastgelegd:

“As full and final settlement of the Claims and the Disputes, [eiseres] shall pay an amount of

EUR 7.75 million (the Settlement Amount) to the [A] Parties (…).”

Eiseres heeft het overeengekomen bedrag overeenkomstig de vaststellingsovereenkomst volledig voldaan op respectievelijk 16 juni 2015 en 15 augustus 2015.

12. Ter zitting heeft de heer [Naam 1] verklaard dat er voor eiseres verschillende bronnen waren om contanten vrij te maken waarmee zij indertijd dacht de lening snel te kunnen aflossen. Aanvankelijk had een zogenoemde cash pool de voorkeur. Met de cash pool zou vijftien tot twintig miljoen euro in contanten kunnen worden vrijgemaakt. Echter, het is eiseres uiteindelijk niet gelukt om de cash pool te realiseren. Doordat naar andere bronnen gekeken moest worden, heeft de aflossing van de lening langer geduurd.

13. Eiseres heeft in de aangifte vpb 2012 een bedrag van € 378.512 ten laste van haar winst gebracht ter zake van de lening. Verweerder heeft dit bedrag aan geïmputeerde rente op grond van artikel 10b van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) geweigerd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de hiervoor vermelde feiten als volgt aan.

2.3.

In onderdeel 9.8 van de SPA (zoals deels geciteerd onder 8. van de uitspraak van de rechtbank) is in de onderdelen a en c het volgende vermeld:

“(a) the Seller shall procure that each of the relevant members of the Seller’s Group (other than the Group Companies) are put in sufficient funds, and that each relevant member of the Seller’s Group (other than the Group Companies) actually pays in full on or before Completion, all Intercompany Receivables as appear from end of previous monthly figures prior to the Completion Date. The Seller shall notify the Purchaser in writing no less than five Business Days prior to the day on which Completion is envisaged to take place of the Intercompany Receivables at month end immediately prior to Completion and the net amount, if any, to be refinanced by the members of the Seller’s Group under this subclause 9.8(a) after taking into account the set off as contemplated in subclause 9.8(c) of the Intercompany Payables to be repaid under subclause 9.8(b) (the Completion Intercompany Receivables Amount); and (…)

(c) Any payment obligations under this subclause 9.8 shall, to the extent possible, be discharged by way of set off (verrekening) against other payment obligations referred to in this subclause 9.8. Any Intercompany Receivables and Intercompany Payables not included in the end of months figures as meant under (a) and (b) will be settled ultimately one month after Completion, subject to subclause 9.8(b).”

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een viertal e-mails waarin het volgende is opgenomen over de aflossingstermijn van de lening:

( i) Een e-mail met datum 22 mei 2012 van [Naam 1] (toenmalig CFO van [D] ) aan [naam 2] (toenmalig CFO van [A] ) die voor zover alhier relevant als volgt luidt:

“Barring unforeseen circumstances, I intend to pay back the remaining amount ultimately at 15/9/2012, under the condition that at that date we have arranged a cash pool solution at that date, in combination with sufficient credit lines for [X-groep] .”

(ii) Een e-mail met datum 23 mei 2012 (tijdstip 14:09) van [naam 2] aan [Naam 1] die voor zover alhier relevant als volgt luidt:

“- [X-groep] repays 3m of the outstanding IC [het Hof: de lening] to [A] before 30 June 2012

- [X-groep] repays the remainder of the IC amount to [A] ultimately 15/9/2012, unless you have not been able to create a cash pool at that date.”

(iii) Een e-mail met datum 23 mei 2012 (tijdstip 15:32) van [Naam 1] aan [naam 2] die voor zover alhier relevant als volgt luidt:

“As communicated earlier by SMS, I don’t see any problems in paying back 2 mio in June.

However, looking at the latest forecast, I expect that 3 mio will be challenging, but it should be possible. So I am willing to agree to a 3 mio payment in Q2, if we keep the other conditions equal to my previous email (maximum duration 6 months, banking facilities in place)”

(iv) Een e-mail met datum 23 mei 2012 (tijdstip 18:18) van [naam 2] aan [Naam 1] die voor zover alhier relevant als volgt luidt:

“Ik wil echt niet langer dan 3 maanden geven, max 4 als handreiking. Mijn beeld is dat het hebben van een cashpool je grootste obstakel is in het terug betalen van de IC payments aangezien er an sich voldoende geld in International zit. Dus de bank facilities zouden niet randvoorwaardelijk moeten zijn, terwijl ze mijn zekerheid over terugbetaling in september wel fors kleiner maken.”

( v) Een e-mail met datum 8 juni 2012 van [naam 2] aan [Naam 1] die voor zover alhier relevant als volgt luidt:

“(…) graag je bevestiging voor het volgende:

1. De verplichte dividendbetaling is binnen een week bijgeschreven op onze rekening

2. Voor 1 juli 2012 is de additionele 3m bij [C] bijgeschreven conform afspraak (…)

3. Voor 1 juli 2012 ontvang ik een gedetailleerde cashplanning van je die comfort geeft voor de geplande rest terugbetaling op 15/9”

2.5.

Op 6 maart 2015 is bij het Nederlands Arbitrage Instituut een ‘Statement of Claim’ ingediend door [X-groep] N.V. gericht tegen belanghebbende, [1] en [2] B.V. Dit heeft geleid tot de arbitrageprocedure zoals genoemd onder 11. van de uitspraak van de rechtbank. In deze ‘Statement of Claim’ is over de (hoogte van de) lening onder meer het volgende opgenomen:

3. COMPLETION INTERCOMPANY PAYABLES AMOUNT3.1 As part of the transaction contemplated in the SPA, it was agreed that the balance of the intercompany receivables and payables between, on the one hand, [A] and its group companies and, on the other hand, the various target companies that were being sold and transferred to [X] would be paid to [A] before, on or as soon as possible after Completion. (…)

3.4 (…)

the Completion Intercompany Payables Amount consists of all Intercompany Payables, meaning all claims of any member of [A] ’s Group against any Group Company (including [D] ), except for the claims pursuant to the Transactional Service Areements.

As the [D] Payable is a claim of [A] ’s subsidiairy [C] on [D] and [D] is a Group Company, the [D] Payable is also included in the Completion Intercompany Payables Amount. Other payables were regular trade payables.(…)

3.6

After closing, [A] prepared a balance sheet of [D] as per 30 april 2012. (…)

As the balance sheet shows, the [D] Payable amounted to EUR 13,778,000 per 30 April 2012.

3.7

Apart from the [D] Payable there were no material Intracompany Receivables and/or

Intracompany Payables outstanding at Completion. (…)

3.8

The [D] Payable was not fully paid by [X] or the [X-groep]

to [A] . [A] only received two payments of approximately EUR 3,700,000 in total: EUR 3,000,000 in June 2012 and EUR 700,000 in September 2012. (…)

3.9.

The 2012 annual report of [D] , mentions a payable of [D] to [X-groep] [xxx] B.V. of EUR 11,355,147 (…) per December 2012. This would include the [D] payable. (…)

5.3

The primary defence of [X] relates to the amount of the claim. [X]

states that certain amounts were overlooked in the Completion Intercompany Payables Amount that was mentioned in [A] ’s notification of 20 April 2012. (…)

5.5.

The Completion Intercompany Payables had increased between 31 march 2012 and 1 May 2012 to EUR 13,778,000 (…). In addition, it is correct that three corrections need to be made, which pertain to the results of the International Accounts Organisation over January to April 2012 (period between the Effective Date and Completion), namely -/-EUR 625,151 (adjustments for profits of the International Accounts Organisation over January to April 2012), +/+EUR 156,288 (adjustment for corporate income tax over the profits of the International Accounts Organisation over January to April 2012) and +/+EUR 35,094 (reversal balance sheet corrections 2012/2013). This reduces [A] ’s claim as set out in its Request for Arbitration from EUR 10,564,163 to EUR 10,130,394 (the Outstanding Intercompany Balance), (…)”

In paragraaf 3.3 van de ‘Statement of Claim’ zijn de termen ‘Intercompany Payables’ en ‘Intercompany Receivables’ als volgt gedefinieerd:

Intercompany Payables means, in relation to each Group Company, the claims any member of the Seller’s Group has against the relevant Group Company from any cause of action arising, whether such claims are due and payable or not, owing from the relevant Group Company to any member of the Seller’s Group, where the relevant Group Company is a primary debtor (rather than a guarantor or surety), including any penalties and any interest on those amounts that at the date of calculating the Intercompany Payables has accrued but remains unpaid on the Completion Date, whether such claims are due and payable or not, but excluding however all Trade Payables;

Intercompany Receivables means, in relation to each Group Company, the claim the relevant Group Company has against any member of the Seller’s Group from any cause of action arising, whether such claims are due and payable or not, owing from any member of the Seller’s Group to the relevant Group Company, where the relevant member of the Seller’s Group is a primary debtor (rather than a guarantor or surety) including any penalties and any interest on those amounts that at the date of calculating the Intercompany Receivables has accrued but remains unpaid on the Completion Date, whether such claims are due and payable or not, but excluding however all Trade Receivables”

2.6.

In de vaststellingsovereenkomst zoals die op 5 juni 2015 is afgesloten tussen onder meer belanghebbende en [A] is onder meer het volgende opgenomen:

“(I) Pursuant to clause 9.8(b) of the SPA, the Purchaser shall procure that each of the Group Companies are put in sufficient funds, and that each of the Group Companies actually pays in full as soosn as possible after Completion, all Intercompany Payables as appear from end of previous omthly fugres prior to the Completion Date, provided that the Seller shall notifty the Purchaser in writing no less than five Business Days prior to the day on which Closing is envisaged to take place of the Intercompay Payables at month end immediately prior to Completion and the net amount, if any, to be refinanced by the Purchaser under subclause 9.8(b) after taking into account the set off as contemplated in subclause 9.8(c) of the Intercompany Receivables to be repaid under subclause 9.8(a) of the SPA (such net amount payable under clause 9.8 of the SPA by [X] to [A] hereinafter the Total Netted Amount). (…)

3.1.

As full and final settlement of the Claims and the Disputes, [X] shall pay an amount of EUR 7.75 million (the Settlement Amount) to the [A] parties, in accordance with clause 3.2 of this Agreement.

3.2.

The Settlement Amount shall be paid without set-off or any deduction by bank transfer into the third party account (derdengeldenrekening) of [xxx] , account number (ABN AMRO) [rekeningnummer] , the the name of [xxx] Stichting Derdengelden Advocaten, with reference “ [X] Settlement [xxx] ”, in the following instalments:

(a) EUR 5 million shall be credited to the aforementioned bank account number on 16 June 2015; and

(b) EUR 2.75 million shall be credited to het aforementioned bank account number on 15 August 2015.”

2.7.

Partijen zijn het ter zitting van het Hof eens geworden over de hoogte van de lening per ultimo 2012. De lening bedraagt dan € 11.355.147 (overeenkomstig paragraaf 3.9 van de ‘Statement of Claim’, zoals hiervoor geciteerd onder 2.5.).

3 Geschil in hoger beroep

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de inspecteur terecht de aftrek van de door belanghebbende op de lening geïmputeerde rente heeft geweigerd (zie onder 13. van de uitspraak van de rechtbank). Er liggen in het bijzonder drie vragen voor: (i) verhindert artikel 10b van de Wet de aftrek van de rente, (ii) moet de lening worden aangemerkt als een (hoofdsom)onzakelijke lening of dient slechts het niet-bedingen van rente als onzakelijke voorwaarde te worden aangemerkt, en (iii) (afhankelijk van het antwoord op vraag (ii)) welk bedrag aan rente dient (in beginsel) op de lening in aanmerking te worden genomen?

4 Beoordeling van het geschil4.1. De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen en beslist.

5 Kosten

6 Beslissing