Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-06-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1838, 19/01311

Gerechtshof Amsterdam, 24-06-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1838, 19/01311

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 juni 2021
Datum publicatie
29 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:1838
Formele relaties
Zaaknummer
19/01311

Inhoudsindicatie

Aanslag waterschapsbelasting; in geschil is het door de rechtbank geheven griffierecht. Het Hof constateert dat de rechtbank éénmaal griffierecht heeft terugbetaald en oordeelt dat de de rechtbank de heffingsambtenaar terecht heeft opgedragen € 46 aan belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

kenmerk 19/01311

24 juni 2021

uitspraak van de veertiende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Y] , belanghebbende,

gemachtigde: G. Veldhuisen

tegen de uitspraak van 22 juli 2019 in de zaak met kenmerken AMS 18/2117 en 18/5617 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 september 2017 aan belanghebbende een gecombineerde aanslag waterschapsbelasting 2015 (hierna: de aanslag) opgelegd van € 110,90, voor het object [A] en [B] te [Y] .

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen op 11 november 2017 bezwaar gemaakt. Met dagtekening 1 januari 2018 en 23 februari 2018 heeft belanghebbende ingebrekestellingen gezonden aan de heffingsambtenaar, vanwege het niet tijdig beslissen op genoemd bezwaar. Belanghebbende heeft vervolgens op 21 maart 2018 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Bij uitspraak van 3 augustus 2018 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de aanslag verminderd naar € 105,09.

1.3.

Bij uitspraak van 22 juli 2019 heeft de rechtbank alsnog uitspraak op bezwaar gedaan en daarbij als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“De rechtbank:

- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;

- wijst het verzoek om betaling van een dwangsom af;

- verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 3 augustus 2018 gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 3 augustus 2018;

- draagt verweerder op uitspraak op het bezwaar te doen met inachtneming van artikel 131 van de Waterschapswet;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024,-;

- draagt verweerder op het griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is op 2 september 2019 per fax bij het Hof ingekomen en is bij brief van 1 oktober 2019 nader gemotiveerd. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 14 mei 2021 een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift aan de heffingsambtenaar gezonden.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Geschil in hoger beroep

In hoger beroep is enkel nog het door de rechtbank geheven griffierecht in geschil.

3 3. Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft inzake het griffierecht als volgt overwogen en beslist:

“17. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder aan eiser ook het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

(…)

draagt verweerder op het griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing