Home

Gerechtshof Amsterdam, 15-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2241, 20/00552

Gerechtshof Amsterdam, 15-07-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2241, 20/00552

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
15 juli 2021
Datum publicatie
3 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2241
Zaaknummer
20/00552

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslag IB/PVV 2014. Aftrek specifieke zorgkosten. Hoger beroep ongegrond. Correctie blijft in stand.

Uitspraak

kenmerk 20/00552

15 juli 2021

uitspraak van de zevende enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: J.A. Klaver

tegen de uitspraak van 12 augustus 2020 in de zaak met kenmerk HAA 19/3197 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 november 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.848 en € 43 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 28 mei 2019 het bezwaar gegrond verklaard en de navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.248 en dienovereenkomstig verminderd met € 323. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 12 augustus 2020 (waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’) als volgt beslist:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep ongegrond;

-

veroordeelt verweerder tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.000;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525.

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 september 2020. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

“1. Eiser is geboren op [datum] . Eiser is gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenote).

2. Eiser heeft op 18 maart 2015 de papieren aangifte ib/pvv over 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.088. De aangifte bestaat uit een inkomen uit vroegere dienstbetrekking ter hoogte van € 13.848, waarop een bedrag van € 2.760 als ‘Uitgaven specifieke zorgkosten’ in aftrek is gebracht.

3. Verweerder heeft met dagtekening 19 juni 2015 een voorlopige aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd. Voorts heeft verweerder met dagtekening 9 april 2016 de definitieve aanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd. Beide aanslagen zijn conform de ingediende aangifte opgelegd.

4. Verweerder heeft eiser bij brief met dagtekening 14 maart 2017 om informatie verzocht over de aangifte ib/pvv 2014. Hierop heeft eiser bij brief, ontvangen op 4 april 2017 door verweerder, gereageerd.

5. Verweerder heeft eiser bij brief met dagtekening 12 juli 2017 geïnformeerd over zijn voornemen om een navorderingsaanslag op te leggen. Hierop heeft de gemachtigde van eiser bij brief, ontvangen op 25 juli 2017, gereageerd.

6. Verweerder heeft met dagtekening 11 november 2017 de navorderingsaanslag ib/pvv 2014 aan eiser opgelegd. Daarbij heeft verweerder de door eiser geclaimde aftrek specifieke zorgkosten volledig gecorrigeerd.

7. Verweerder heeft op 7 december 2017 het bezwaarschrift van eiser tegen de navorderingsaanslag ontvangen. De nadere motivering van het bezwaarschrift is op

16 januari 2018 door verweerder ontvangen.

8. Verweerder heeft bij brief met dagtekening 5 juni 2018 een vooraankondiging op het bezwaarschrift aan eiser verstuurd.

9 Verweerder heeft op 8 oktober 2018 van eiser bewijsstukken ontvangen ter zake van de aftrek specifieke zorgkosten.

10. Op 18 oktober 2018 heeft een hoorgesprek met de gemachtigde van eiser plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.

11. Verweerder het met dagtekening 28 mei 2019 uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslag ib/pvv 2014 is gegrond verklaard. Verweerder heeft na aftrek van de drempel een bedrag van € 1.600 aan aftrekbare zorgkosten geaccepteerd.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende feiten aan toe.

2.2.

Voor het jaar 2015 heeft de inspecteur in de beroepsfase op 29 september 2017 een compromisvoorstel gedaan. In de brief van 29 september 2017 van de inspecteur aan belanghebbende is onder andere het volgende vermeld:

“(…) Ik heb u aangegeven het beroep in de behandeling genomen te hebben en uw standpunt beoordeeld te hebben. Ik heb u voorgesteld het beroep op compromissoire wijze af te wikkelen. De afwikkeling die mij voor ogen stond, behelsde dat:

-

u het beroep intrekt;

-

de ziektekosten in de aanslagbilject 2015 (…) geaccepteerd worden;

-

(…)

-

Het hier ingenomen standpunt heeft geen precedentwerking en derden kunnen geen rechten ontlenen aan dit ingenomen standpunt.

Volledigheidshalve merk ik op dat ik van mening ben dat er geen sprake is van opgewekt vertrouwen en mocht dat er wel zijn, dit bij deze is opgezegd.”

3 Geschil voor het Hof

3.1.

In geschil is (i) of de uitspraak op bezwaar vernietigd dient te worden omdat de naam van belanghebbende hierop niet is vermeld, (ii) of er sprake is van opgewekt vertrouwen en recht bestaat op aftrek van specifieke zorgkosten (iii) of de navorderingsaanslag is opgelegd in strijd met het correctiebeleid van de Belastingdienst.

3.2.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de inspecteur ontkennend.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing