Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2268, 20/00488

Gerechtshof Amsterdam, 05-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2268, 20/00488

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 augustus 2021
Datum publicatie
6 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2268
Zaaknummer
20/00488

Inhoudsindicatie

WOZ. Compromis.

Uitspraak

kenmerk 20/00488

5 augustus 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.P. Zanders)

tegen de uitspraak van 22 juli 2020 in de zaak met kenmerk AMS 20/2843 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats X], de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 22 januari 2019 aan belanghebbende op de voet van artikel 28 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) een beschikking als bedoeld in artikel 22 Wet WOZ gegeven waarin de waarde van de onroerende zaak aan [adres] te [plaats X] (hierna: de woning) naar de waardepeildatum 1 januari 2016 voor het kalenderjaar 2017 is vastgesteld op € 600.000.

1.2.

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar van 14 april 2020 de vastgestelde waarde verminderd tot € 565.000.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen voormelde uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft dit beroep in haar uitspraak van 22 juli 2020 ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft (per fax) op 31 augustus 2020 tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof, aangevuld bij brief van 2 december 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2021.

2 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem op € 565.000 nader vastgestelde waarde niet te hoog is.

3 Gronden

Compromis

Partijen zijn ter zitting, ter beëindiging van het aanhangige geschil, bij wijze van compromis overeengekomen dat de voor de woning voor het kalenderjaar 2017 vastgestelde waarde moet worden verminderd tot € 520.000. Hetgeen met zich meebrengt dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd en het beroep gegrond moet worden verklaard.

Voorts zijn partijen ter zitting overeengekomen dat de heffingsambtenaar moet worden veroordeeld in de proceskosten in beroep en hoger beroep van belanghebbende, berekend overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht opgenomen forfaitaire tarief voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit leidt tot de volgende door de heffingsambtenaar te vergoeden bedragen:

-

voor de beroepsfase 2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting) x € 534 x 1 (wegingsfactor) = € 1.068;

-

voor het hoger beroep 2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) x € 534 x 1 (wegingsfactor) = € 1.068,

in totaal derhalve € 2.136.

Daarnaast zijn partijen ter zitting overeengekomen dat de heffingsambtenaar moet worden gelast het betaalde griffierecht in beroep (€ 48) en hoger beroep (€ 131), in totaal € 179, te vergoeden.

Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.

4 Beslissing