Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2747, 19/01369

Gerechtshof Amsterdam, 24-08-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2747, 19/01369

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 augustus 2021
Datum publicatie
29 september 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2747
Zaaknummer
19/01369

Inhoudsindicatie

art. 8:24 Awb; ontoereikende volmacht; rechtbank had een herstelmogelijkheid moeten bieden; Wet WOZ; waardering woning

Uitspraak

24 augustus 2021

kenmerk 19/01369

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X], te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: G. Gieben (Previcus Vastgoed te Boxmeer)

tegen de uitspraak van 1 augustus 2019 in de zaak met kenmerk HAA 18/3934 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken met dagtekening 28 februari 2018 de waarde van de onroerende zaak [A-straat] te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2018 (hierna ook: de WOZ-waarde) vastgesteld op € 1.403.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2018 bekendgemaakt.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak op bezwaar van 3 augustus 2018 de vastgestelde waarde en de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 1 augustus 2019 – verzonden op 7 augustus 2019 – het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 18 september 2019 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 26 januari 2021 een nader stuk ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Het Hof vermeldt in deze uitspraak voor zover het de woning betreft geen feiten, nu partijen ter zitting bij het Hof overeenstemming hebben bereikt over de waarde van de woning (zie hierna onder 4).

2.2.

Tot de in eerste aanleg overgelegde stukken behoort een schriftelijke volmacht. Deze volmacht bevat – voor zover hier van belang – de volgende tekst:

Volmacht

Ondergetekende: [belanghebbende]

(…)

Verleent hierbij volmacht aan:

Mevrouw G. Gieben van Previcus BV, kantoorhoudende te (…) Boxmeer, om hem/haar te vertegenwoordigen in alle zaken betreffende de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikking(-en).

Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:

 Het indienen en desgewenst intrekken van bezwaar, (hoger) beroep of cassatie en het nemen van besluiten in deze procedures

(…)

-

Het bijwonen van uw (hoor-)zitting en daarbij namens u het woord voeren

-

Al datgene te doen wat gevolmachtigde nuttig of noodzakelijk acht voor volmachtgever

Dit alles met het recht van substitutie, wat betekent dat ook de collega’s van mevrouw G. Gieben namens u mogen optreden.

(…)

Door dit document te tekenen geeft u aan kennis te hebben genomen van de algemene voorwaarden zoals vermeld op https://www.previcus.nl/algemene-voorwaarden/ en daarmee akkoord te gaan.”

De volmacht is met datum 10 maart 2018 ondertekend door belanghebbende.

2.3.

In de op de website van Previcus vermelde algemene voorwaarden is onder andere het volgende bepaald:

“Artikel 2 Toepasselijkheid

1. Deze algemene voorwaarden zullen uitdrukkelijk van toepassing zijn op opdrachten, aanvullende opdrachten en vervolgopdrachten van opdrachtgevers / cliënten, behoudens indien en voor zover Previcus Vastgoed met een opdrachtgever/cliënt schriftelijk uitdrukkelijk anders overeenkomt.

(…)

Artikel 4 Opdrachten

(…) 2. Iedere opdracht wordt geacht uitsluitend te zijn verstrekt aan en te zijn aanvaard door Previcus Vastgoed.

3. Bij de uitoefening van een opdracht van een cliënt/opdrachtgever is Previcus Vastgoed gerechtigd om derden in te schakelen. Hierover zal tevoren zoveel mogelijk met opdrachtgever/cliënt worden overlegd. (…).”

2.4.

In het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank is onder meer het volgende vermeld (hierin is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“Namens eiser is verschenen [Q]. (…) De door [Q] overgelegde volmachten zijn aan dit proces-verbaal gehecht.

In antwoord op de vragen van de rechtbank verklaart [Q]:

Ik ben ingehuurd door Previcus. Ik werk zelf niet bij Previcus. Ik werk bij [naam] B.V. Ik leg een volmacht over van de gemachtigde van eiser. Hierin staat vermeld dat ik namens G. Gieben mag optreden voor eiser.

U zegt mij dat het recht van substitutie zoals verwoord in de volmacht van eiser aan G. Gieben slechts ziet op medewerkers van Previcus. Volgens u mag ik niet namens eiser het woord voeren op de zitting.

Volgens mij heeft eiser G. Gieben gemachtigd om alle noodzakelijke stappen te nemen. Zij machtigt mij om namens haar het woord te voeren. Ik ben niet in loondienst bij Previcus maar tree[d] wel op als collega.

U zegt mij dat ik niet namens eiser mag optreden. Omdat belastingzaken achter gesloten deuren worden behandeld verzoekt u mij de zaal te verlaten.”

2.5.

Aan het proces-verbaal van de rechtbank zijn geen afschriften van (een) volmacht(en) gehecht; ook het door de rechtbank aan het Hof toegezonden procesdossier bevat niet dergelijke afschriften. In het procesdossier van een andere door de rechtbank op 27 maart 2019 ter zitting behandelde zaak, waarin eveneens [Q] ter zitting is verschenen (kenmerk rechtbank: HAA 18/3963, kenmerk Hof: 19/01371), is aan het proces-verbaal van de zitting wel een afschrift gehecht van een ter zitting aan de rechtbank overgelegde volmacht. Deze volmacht vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:

“Ondergetekende:

Naam: G. Gieben

(…)

Handelend als gevolmachtigde van:

[de belanghebbende in de zaak met kenmerk HAA 18/3963]

(…)

Machtigt hierbij:

Naam: [Q]

(…)

Om haar zowel in als buiten rechte te vertegenwoordig[en] in alle aangelegenheden aangaande

de aanslag lokale belastingen en de daarop vermelde WOZ-beschikking. Deze volmacht houdt

onder andere in het in ontvangst nemen van besluiten, (…) daartegen bezwaar of beroep in te

dienen, (…) waaronder mede begrepen (…) hoger beroep of cassatie alsmede namens

volmachtgever het woord te voeren bij de behandeling ter zitting (…) en voorts al dat gene te

doen wat de gevolmachtigde in het belang van volmachtgever gewenst, nuttig of noodzakelijk

achtende volmachtgever zelftegenwoordig zijnde, zou kunnen, mogen of moeten doen. Dit alles

met het recht van substitutie.”

2.6.

Tijdens de zitting in hoger beroep is namens partijen onder meer het volgende verklaard:

Door de gemachtigde:

“Ik meen dat de rechtbank de volmacht van 10 maart 2018 voor wat betreft [Q] ontoereikend vond. Het Hof deelt mij mee dat in deze zaak de volmacht waaraan in het proces-verbaal wordt gerefereerd in het procesdossier ontbreekt, dat het Hof voorafgaand aan deze zitting navraag heeft gedaan bij de rechtbank en dat de rechtbank niet over een dergelijke volmacht beschikt. Ik heb vorenbedoelde volmacht ook niet in het dossier. Ik heb navraag gedaan bij [Q]. Ik heb van hem begrepen dat hij ook in deze zaak een volmacht ter zitting heeft overgelegd, die gelijkluidend is aan de volmacht zoals overgelegd in de op dezelfde dag bij de rechtbank behandelde zaak, met kenmerk HAA 18/3963 [kenmerk Hof: 19/01371], behalve dan de naam van de volmachtgever. Het Hof kan voor dit punt ervan uitgaan dat in deze zaak een soortgelijke volmacht of doormachtiging is overgelegd.”

Namens de heffingsambtenaar:

“Ik heb begrepen dat het bij de rechtbank Noord-Holland als volgt is gegaan: op 27 maart 2019 stond een aantal zaken op zitting gepland waarin G. Gieben door de belanghebbende was gemachtigd. Ter zitting verscheen echter [Q]. De eerste zaak van die dag waarin dat speelde was de zaak met kenmerk HAA 18/3937 [kenmerk Hof: 19/01368]. De rechter vond de volmacht die zich in dat dossier bevond ontoereikend, waarop [Q] is weggestuurd. [Q] heeft vervolgens contact opgenomen met G. Gieben. Daarop zijn op dezelfde dag diverse volmachten per fax aan de rechtbank verzonden. Maar ook deze volmachten vond de rechter ontoereikend.

Stel dat het Hof de rechtbank niet volgt in haar oordeel dat [Q] belanghebbende niet op zitting kan vertegenwoordigen vanwege het ontbreken van een toereikende volmacht, dan verzoek ik het Hof om de gemeente Bloemendaal niet in de proceskosten voor het hoger beroep te veroordelen, maar de Staat. Het is namelijk aan de rechtbank te wijten dat het hier verkeerd is gegaan, en niet aan de gemeente Bloemendaal.”

Door de taxateur van de heffingsambtenaar:

“Ik was aanwezig op de zitting bij de rechtbank. Het is min of meer gegaan zoals mr. Bruijn verklaart. Steeds bleek de volmacht niet juist, ook nadat [Q] hierover contact had opgenomen met G. Gieben. Het is een tijd geleden, dus echt duidelijke herinneringen heb ik er niet meer van.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2017 niet te hoog is vastgesteld.

3.2.

Voorts klaagt belanghebbende in hoger beroep over het door de rechtbank niet toestaan van [Q] om belanghebbende op de zitting te vertegenwoordigen omdat – naar het oordeel van de rechtbank – de volmacht daartoe ontoereikend was.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing