Home

Gerechtshof Amsterdam, 07-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2915, 20/00235

Gerechtshof Amsterdam, 07-10-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:2915, 20/00235

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
7 oktober 2021
Datum publicatie
22 november 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:2915
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2020:937, Bekrachtiging/bevestiging
  • Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:777, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
20/00235

Inhoudsindicatie

Aanslag leges voor het in behandeling nemen van aanvraag voor een omgevingsvergunning. Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. De gemeente heeft de grenzen van de haar toekomende vrijheid (ex. art. 219 van de Gemeentewet) niet overschreden.

Uitspraak

kenmerk 20/00235

7 oktober 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] U.A., gevestigd te [vestigingsplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: ing. G. Verhagen

tegen de uitspraak van 20 februari 2020 in de zaak met kenmerk AMS 18/4603 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is met dagtekening 6 juli 2017 een voorlopige aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 154.834 voor het in behandeling nemen van belanghebbendes aanvraag voor een omgevingsvergunning.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar, heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 7 juni 2018 het bezwaar gegrond verklaard en de voorlopige aanslag legesheffing verminderd tot een bedrag van afgerond € 153.058.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 20 februari 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 2 april 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft op 5 mei 2021 een nader stuk ingediend. Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

Nu de uitspraak van de rechtbank geen afzonderlijke vaststelling van de feiten bevat, stelt het Hof de feiten als volgt vast.

2.2.

Op 22 februari 2017 heeft belanghebbende bij de gemeente Amsterdam een omgevingsvergunning aangevraagd voor de geplande bouw van een nieuwbouwcomplex met dertig woon- en/of werkruimtes en dertig inpandige parkeerplaatsen. De omgevingsvergunning is op 31 mei 2017 van rechtswege aan belanghebbende verleend.

2.3.

Belanghebbende heeft bij voornoemde aanvraag als geschatte bouwkosten opgegeven een bedrag van € 4.800.000, exclusief BTW, welk bedrag door de heffingsambtenaar is gebruikt als grondslag voor de legesheffing. Verder is door de heffingsambtenaar een legesvrijstelling toegepast voor een bedrag van (na bezwaar) € 95.675 voor de bouwkosten van panelen voor energieopwekking.

2.4.

Bij het schrijven van de gemeente Amsterdam van 3 juli 2017 is een bijlage ‘Toetsresultaten’ gevoegd, waarin is aangegeven aan welke bepalingen de aanvraag is getoetst. Zo is in dat verband de door belanghebbende geplande bouw ter advies voorgelegd aan de brandweer Amsterdam-Amstelland en is aangegeven welke maatregelen belanghebbende nog moest nemen om te voldoen aan de (destijds) van toepassing zijnde wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid. Voorts blijkt uit deze bijlage onder meer dat het geplande bouwproject voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam en dat deze commissie op 14 april 2017 een positief advies heeft uitgebracht.

2.5.

In de Legestabel 2017 behorende bij de Legesverordening 2017 van de gemeente Amsterdam is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:

3.1.2. Bouwen

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wabo (bouwen) wordt bepaald aan de hand van onderstaande tabel en bedraagt:

3.1.2.1. schijf 1 – bij bouwkosten van € 0 tot en met € 50.000: 2,96% van de bouwkosten, met een minimumtarief van € 250

3.1.2.2. schijf 2 – bij bouwkosten van € 50.000 tot en met 500.000 wordt het tarief van schijf 1 over de bij die schijf genoemde bouwkosten geheven, vermeerderd met 3,88% van het gedeelte van de bouwkosten dat valt in schijf 2

3.1.2.3. schijf 3 – bij bouwkosten van € 500.000 tot en met € 5.000.000 wordt het tarief van de schijven 1 en 2 over de bij die schijven genoemde bouwkosten geheven, vermeerderd met 3,19% van het gedeelte van de bouwkosten dat valt in schijf 3

3.1.2.4. schijf 4 – bij bouwkosten van € 5.000.000 tot en met € 50.000.000 wordt het tarief van de schijven 1, 2 en 3 over de bij die schijven genoemde bouwkosten geheven, vermeerderd met 2,5% van het gedeelte van de bouwkosten dat valt in schijf 4

3.1.2.5. schijf 5 – bij bouwkosten vanaf € 50.000.000 wordt het tarief van de schijven 1, 2, 3 en 4 over de bij die schijven genoemde bouwkosten geheven, vermeerderd met 1,50% van het gedeelte van de bouwkosten dat valt in schijf 5”

3 Geschil in hoger beroep

In geschil is of de legesheffing in strijd is met artikel 219 van de Gemeentewet. Bij ontkennende beantwoording van die vraag is in geschil of de omstandigheid dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend moet leiden tot een vermindering (tot 11%) van de legesheffing, zoals belanghebbende bepleit.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing