Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3640, 20/00595

Gerechtshof Amsterdam, 02-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:3640, 20/00595

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 november 2021
Datum publicatie
1 december 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:3640
Zaaknummer
20/00595

Inhoudsindicatie

Bevoegdheid bestuursrecht tter zake beslissingen tot verrekening van de ontvanger; bestuursrechter niet bevoegd; verzoek schadevergoeding afgewezen; vergoeding griffierecht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 20/00595

2 november 2021

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 24 september 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/1072 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Met dagtekening 5 december 2019 is aan belanghebbende voor het belastingjaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Aan belanghebbende is daarbij een mededeling gedaan dat het uit hoofde van deze aanslag terug te ontvangen bedrag (van € 212, te weten € 207 belasting en € 5 vergoede belastingrente) zal worden verrekend met de nog openstaande belastingschuld op de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2010.

1.2.

Belanghebbende heeft met dagtekening 9 december 2019 bezwaar gemaakt tegen voormelde verrekening. Dit bezwaar is door de ontvanger bij brief van 3 januari 2020 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

1.3.

De rechtbank heeft bij haar uitspraak van 24 september 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 oktober 2020 en nader aangevuld bij brieven van 25 oktober 2020 en 30 december 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 22 juni, 10 juli, 14 augustus, 1 september en 3 september 2021 nadere stukken ingediend, welke alle in afschrift naar de ontvanger zijn verzonden.

1.5.

Bij het nadere stuk van 22 juni 2021, aangevuld op 10 juli 2021, heeft belanghebbende de wraking verzocht van de raadsheren mrs. H.E. Kostense, N. Djebali en J-P.R. van den Berg. Belanghebbende heeft het verzoek ten aanzien van mr. J-P.R. van den Berg ingetrokken. Dit verzoek is voor het overige bij beslissing van 28 juli 2021, nr. 200.296.601/01, afgewezen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 september 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

Het Hof neemt hetgeen de rechtbank onder 1 en 2 heeft opgenomen over als feiten (belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn in deze uitspraak aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Met dagtekening 21 november 2013 is aan eiser een navorderingsaanslag IB voor het jaar 2010 opgelegd.

2. Met dagtekening 5 december 2019 is aan eiser de aanslag IB voor het jaar 2018 opgelegd. Het aanslagbiljet vermeldt een terug te ontvangen bedrag van € 212, te weten € 207 belasting en € 5 vergoede belastingrente. Omdat ten tijde van het opleggen van deze aanslag de navorderingsaanslag voor 2010 nog niet geheel was voldaan werd het terug te ontvangen bedrag van € 212 verrekend met het op die navorderingsaanslag nog openstaande bedrag.”

2.2.

Aangezien de door de rechtbank vastgestelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe.

2.3.

In de uitspraak op bezwaar van 3 januari 2020 (zie 1.2) heeft de ontvanger onder andere het volgende vermeld:

Geen bezwaar en beroep mogelijk

(…) Tegen een verrekening kunt u geen bezwaar maken. Ook kunt u niet in beroep gaan bij de bestuursrechter.

Bent u het niet eens met de verrekening? Dan kunt u zich richten tot de burgerlijke rechter.

(…)

Beslissing op uw bezwaar

(…) Ik verklaar u niet ontvankelijk in uw bezwaar.

(…)

Bent u het niet eens met deze beslissing?

Als u het niet eens bent met de uitspraak dat uw bezwaar niet-ontvankelijk is, dan kunt u in beroep gaan bij de rechtbank.

U kunt dit nog doen tot 6 weken na de dagtekening van deze uitspraak. Meer informatie hierover vindt u in de toelichting bij deze brief.

(…)

Toelichting

(…)

Waar stuurt u uw beroepschrift naartoe?

U stuurt uw beroepschrift naar:

Rechtbank Noord-Holland

Sector bestuursrecht

(…)”

3 Geschil voor het Hof

In geschil is of de rechtbank terecht het beroep ongegrond heeft verklaard en of belanghebbende recht heeft op vergoeding van schade.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Griffierecht en kosten

7 Beslissing