Home

Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:369, 18/00692

Gerechtshof Amsterdam, 02-02-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:369, 18/00692

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
2 februari 2021
Datum publicatie
17 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:369
Formele relaties
Zaaknummer
18/00692

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde, beoordeling financieel belang in het kader van schadevergoeding voor immateriële schade.

Uitspraak

kenmerk 18/00692

2 februari 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak van 24 oktober 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/2336 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, de heffingsambtenaar,

en

de Staat, de Minister van Justitie en Veiligheid te Den Haag, de Minister,

op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 29 februari 2016 (hierna: de beschikking) heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [woning] te [Z] (hierna: de woning) voor het belastingjaar 2016 vastgesteld op € 135.000 (hierna: WOZ-waarde).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 22 maart 2017, de voor de woning vastgestelde WOZ-waarde gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.

1.3.

Het tegen deze uitspraak ingestelde beroep – ingediend op naam van [A] , die is vermeld als gemachtigde van belanghebbende – heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep – ingediend op naam van [A] , die is vermeld als gemachtigde van belanghebbende – is bij het Hof ingekomen op 5 december 2018, aangevuld bij brief van 4 februari 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Op 12 maart 2020 is een nader stuk ontvangen van de inspecteur. Op 11 september 2020 is een nader stuk ontvangen van belanghebbende.

Deze nadere stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2020. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof ziet aanleiding om de feiten zelfstandig vast te stellen.

2.1.

Belanghebbende is huurder van de woning. De woning is een benedenwoning (bouwjaar 1992) met een berging. De woning heeft een tuin ter grootte van 60 m2.

2.2.

De heffingsambtenaar heeft in beroep ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde een taxatierapport met datum 27 juli 2018 en opgemaakt door [taxateur] overgelegd, waarin de gegevens van vier vergelijkingsobjecten zijn vermeld. Het gaat om de woningen op de adressen Seringenstraat [nummer] , Thomsonstraat [nummer] , Thomsonstraat [nummer] en Thomsonstraat [nummer] , alle gelegen te [Z] , en waaromtrent de volgende kenmerken zijn opgenomen:

Transactieprijs Woning-

Vergelijkingsobjecten Transactiedatum woningdeel deel m3 prijs/m3

Seringenstraat [nummer] (1996) 1 april 2014 € 135.300 135 € 1.002

Thomsonstraat [nummer] (1985) 16 april 2014 € 135.300 170 € 796

Thomsonstraat [nummer] (1985) 2 december 2014 € 149.050 170 € 877

Thomsonstraat [nummer] (1985) 29 december 2014 € 138.050 170 € 812

Aan de woning van belanghebbende zijn onder meer als kenmerken meegegeven: (i) waarde van het woningdeel: € 118.400, (ii) inhoud woningdeel: 171 m3, en (iii) prijs per m3 woningdeel: € 692. In dit rapport is de WOZ-waarde van de woning per 1 januari 2015 vastgesteld op € 135.000.

2.3.

Belanghebbende heeft in beroep ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde een taxatierapport met datum 4 september 2018 en opgemaakt door taxateur [A] ( [kantoor] ) overgelegd. In dit rapport worden als vergelijkingsobjecten gehanteerd: J. van Gentstraat [nummer] , J. van Gentstraat [nummer] , Meidoornweg [nummer] en Sloterweg [nummer] , alle gelegen te [Z] . In het rapport zijn aan deze vergelijkingsobjecten de volgende kenmerken toegekend:

  1. J. van Gentstraat [nummer] : (i) koopsom: € 73.500, (ii) transactiedatum: 29 december 2016, (iii) bouwjaar: 2016, (iv) oppervlakte: 75 m2, (v) inhoud: niet bekend, en (vi) onderhoudsstaat: nieuw;

  2. J. v. Gentstraat [nummer] : (i) koopsom: € 108.900, (ii) transactiedatum: 25 oktober 2016, (iii) bouwjaar: 2015, (iv) oppervlakte: niet bekend, (v) inhoud: niet bekend, en (vi) onderhoudsstaat: nieuw;

  3. Meidoornweg [nummer] : (i) koopsom: € 105.000, (ii) transactiedatum: 27 november 2013, (iii) bouwjaar: 1977, (iv) oppervlakte: 59 m2, (v) inhoud: 171 m3, en (vi) onderhoudsstaat: goed, en

4. Sloterweg [nummer] : (i) koopsom: € 106.000, (ii) transactiedatum: 6 mei 2013, (iii) bouwjaar: 1960, (iv) oppervlakte: 62 m2, (v) inhoud: 190 m3, en (vi) onderhoudsstaat: goed.

In dit rapport is de WOZ-waarde van de woning per 1 januari 2015 vastgesteld op € 87.500.

Daarbij is onder meer uitgegaan van een oppervlakte van 51 m2 en een inhoud van 137 m3.

2.4.

In het proces-verbaal van de zitting van het Hof is onder meer het volgende opgenomen:

“De voorzitter houdt belanghebbende voor dat zijn beroep en hoger beroep enkel zien op de vastgestelde WOZ-waarde van de woning en niet op de aanslag afvalstoffenheffing. Belanghebbende bevestigt dit. (…)

Het Hof vraagt belanghebbende of hij zelf in de onderhavige woning woont. Belanghebbende bevestigt dit en voegt daaraan toe dat hij daar vanaf 1997 woont met zijn twee kinderen. Belanghebbende geeft verder aan dat hij overdag slaapt en ’s nachts werkzaamheden verricht omdat het dan lekker rustig is. De werkzaamheden die belanghebbende verricht betreffen advieswerkzaamheden. (…)

Het Hof vraagt belanghebbende toe te lichten wat het financieel belang in het kader van de immateriëleschadevergoeding concreet inhoudt, dat wil zeggen aan de hand van cijfers. Belanghebbende geeft aan dat dit moeilijk is om aan te geven. Belanghebbende bepleit een lagere WOZ-waarde, een verlaging van € 45.000, die is dus groter dan een belang van € 15. Woningbouwcorporatie [naam] wil van de huizen af, dat betekent dat zij deze op enig moment te koop zullen aanbieden. Belanghebbende geeft aan niet te weten wanneer dit zal zijn. Dan zal worden onderhandeld over de verkoopprijs, waarbij de WOZ-waarde als uitgangspunt wordt genomen. Belanghebbende geeft desgevraagd aan dat hij geen toezegging heeft van [naam] dat dit te koop aanbieden ook daadwerkelijk zal gaan plaatsvinden, maar beroept zich erop dat dergelijke ontwikkelingen een feit van algemene bekendheid zijn.

Op de vraag van het Hof hoe de verlaging van de WOZ-waarde zich verhoudt tot de huurprijs, antwoordt belanghebbende dat hij dat niet weet. Belanghebbende geeft aan dat hij die berekening niet kan maken.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is de WOZ-waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2015. Belanghebbende staat een waarde voor van € 90.000, de heffingsambtenaar

bepleit een waarde van € 135.000.

3.2.

In hoger beroep is eveneens in geschil of belanghebbende recht heeft op vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de bezwaar- en beroepsfase.

3.3.

Verder is in geschil of belanghebbende een beroep op proceskostenvergoeding toekomt voor door een derde verleende juridische bijstand

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing