Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4304, 21/00039

Gerechtshof Amsterdam, 30-11-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4304, 21/00039

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 november 2021
Datum publicatie
9 februari 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:4304
Formele relaties
Zaaknummer
21/00039

Inhoudsindicatie

Loonkostenvoordeel oudere werknemer.

Uitspraak

Kenmerk 21/00039

30 november 2021

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.J. Vetter)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 20/1421 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 25 juli 2019 een beschikking Wet tegemoetkomingen loondomein (hierna: Wtl) voor het jaar 2018 afgegeven. Daarin is een tegemoetkoming loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer ad € 6.000 vastgesteld en een tegemoetkoming loonkostenvoordeel oudere werknemer ad € 0.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 31 december 2019 de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij mondeling uitspraak van 23 december 2020 (waarvan het proces-verbaal op 28 december 2020 is verzonden) heeft de rechtbank het tegen de uitspraak op bezwaar door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 12 januari 2021 en is aangevuld op 20 januari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Op 23 maart 2021 is van de zijde van belanghebbende een nader stuk ontvangen.

Hiervan is een afschrift aan de inspecteur verstrekt.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2021. Het hoger beroep is op verzoek van belanghebbende tegelijk behandeld met de hoger beroepen in de zaken met kenmerk 21/00038 en kenmerk 21/00040. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

“1. Eiseres exploiteert een bouwbedrijf. De loonadministratie wordt verzorgd door [Y] te [Z] . Voor het verzorgen van loonaangiften maakt [Y] gebruik van software van Unit4.

2. In december 2017 had eiseres 13 werknemers in dienst. Op 25 oktober 2016 is [A] bij eiseres in dienst getreden. [A] is geboren op 22 januari 1958 en had tot de datum van indiensttreding bij eiseres recht op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet. Vanaf de indiensttreding is [...] [Hof: bedoeld is [A] ] 36 uur per week werkzaam voor eiseres. Vanwege het dienstverband met [A] had eiseres gedurende het jaar 2017 in beginsel recht op de premiekorting oudere werknemers. De door eiseres overgelegde papieren uitdraai van de loonaangifte over het tijdvak 4 december 2017 tot en met 31 december 2017 vermeldt een te betalen bedrag van € 17.278, bestaande uit € 11.906 loonheffing en € 6.450 premies werknemersverzekeringen, verminderd met € 539 premiekorting arbeidsgehandicapten en € 539 premiekorting oudere werknemer.

3. Bij de onderhavige beschikking, die is gedagtekend 25 juli 2019, heeft verweerder eiseres een loonkostenvoordeel (LKV) arbeidsgehandicapte werknemers van € 6.000 toegekend en een LKV oudere werknemers van nihil. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de beschikking gehandhaafd. (…)”

Nu desgevraagd ter zitting van het Hof partijen deze feiten niet bestrijden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt daar nog het volgende aan toe.

2.2.

Tot de gedingstukken behoort een schrijven van 10 november 2016 van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: UWV) aan belanghebbende met als aanhef “Doelgroepverklaring”. Als bijlage bij dit schrijven is de volgende verklaring opgenomen:

“DOELGROEPVERKLARING T.B.V. PREMIEKORTNG OUDERE WERKNEMER

Dit document is verstrekt op verzoek van de hierna genoemde aanvrager en kan dienen als bewijsstuk voor de werkgever die de Premiekorting oudere werknemer artikel 47 WFSV toepast.

UWV heeft dit document in verband met indienststredding per 25 oktober 2016 verstrekt op

verzoek van:

Naam [A]

Adres [...]

PC Woonplaats [...]

Bsn (…)

Geboortedatum 22-1-1958

De aanvrager heeft/had in de kalendermaand voorafgaande aan indiensttreding recht op een

uitkering op grond van de wet WW.”

2.3.

Tot de gedingstukken behoort een op 7 maart 2019 gedateerd schrijven van het UWV aan belanghebbende met als onderwerp “Voorlopige berekening Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)”. Daarin is opgenomen dat belanghebbende voor 2018 in aanmerking komt voor een tegemoetkoming loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer ad € 6.000 en niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming loonkostenvoordeel oudere werknemer.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een schrijven van 9 augustus 2019 van de Belastingdienst aan (de administrateur van) belanghebbende met als aanhef “Premiekortingen loonheffingen”.

In het schrijven is opgenomen:

“Op basis van de door u toegestuurde informatie heb ik de door uw cliënte, [belanghebbende] met loonheffingennummer (…), geclaimde premiekortingen over de jaren 2016 en 2017 beoordeeld.

Ik heb vastgesteld dat de door uw cliënte geclaimde premiekortingen fiscaal aanvaardbaar zijn.

Overigens merk ik op dat uw cliënte in het nominatieve deel van de aangiften voor de betreffende werknemers [A] en [B] abusievelijk de arbeidsgehandicaptenkorting heeft aangevinkt in plaats van de ouderenkorting. Voorts is voor de werknemer [B] een arbeidsgehandicaptenkorting geclaimd, terwijl er recht is op een premiekorting voor het in dienst nemen van een oudere werknemer. Voor het totale bedrag van de claim heeft dit echter geen gevolgen.”

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de beschikking Wtl voor het jaar 2018 op een hoger bedrag moet worden vastgesteld. Belanghebbende betoogt dat een loonkostenvoordeel oudere werknemer ad € 6.000 dient te worden vastgesteld, de inspecteur bestrijdt dat.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil in hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing