Home

Gerechtshof Amsterdam, 16-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4396, 20/00774

Gerechtshof Amsterdam, 16-12-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:4396, 20/00774

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
16 december 2021
Datum publicatie
31 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:4396
Formele relaties
Zaaknummer
20/00774

Inhoudsindicatie

Formeel recht; niet-ontvankelijk bezwaar; verzending navorderingsaanslag aannemelijk gemaakt met 'Rapport Datum Verzending'

Uitspraak

kenmerk 20/00774

16 december 2021

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z], belanghebbende,

gemachtigde mr. L.M. Lalji,

tegen de uitspraak van 19 november 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/200 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 30 maart 2019 voor het jaar 2013 aan belanghebbende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: ib/pvv) met nr. [nr].H.37.01 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 141.882 (hierna: de navorderingsaanslag). Daarbij is een vergrijpboete van € 4.552 opgelegd en € 12.777 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Het daartegen gemaakte bezwaar bij brief van 24 september 2019 is door de inspecteur bij uitspraak van 29 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld.

1.3.

De rechtbank heeft bij de uitspraak van 19 november 2020 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 18 december 2020 hoger beroep bij het Hof ingesteld en dat bij brief van 18 januari 2021 gemotiveerd. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft bij brief van 13 september 2021 nadere stukken ingediend. De inspecteur heeft een pleitnota ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021. Gelijktijdig met de onderhavige zaak is behandeld het hoger beroep van belanghebbende betreffende de afwijzing van zijn verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag en beschikkingen met als kenmerk 20/00775. Al hetgeen in één van deze zaken is overgelegd of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn overgelegd of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaak.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak – waarin belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiser’ respectievelijk ‘verweerder’ – de volgende feiten vastgesteld:

“1. Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld. Het rapport van het boekenonderzoek, gedateerd 2 november 2018, is in concept verstuurd naar eiser en naar [boekhouder], de boekhouder van eiser (de boekhouder). Het rapport heeft betrekking op de inkomstenbelasting over de jaren 2012-2016 en de omzetbelasting over de jaren 2012-2017.

2. Bij brief van 14 januari 2019 heeft de boekhouder een brief gestuurd aan verweerder waarin hij reageert op het rapport van het boekenonderzoek en daarbij onder meer het volgende opmerkt:

“Voor de jaren 2012 t/m 2014 zijn reeds aanslagen opgelegd. Wij zullen hier in een later stadium bezwaarschriften cq. verzoeken om ambtshalve vermindering voor indienen.

Zoals telefonisch reeds besproken zullen wij trachten om uiterlijk 4 februari 2019 onze bevindingen inzake 2016 en 2017 aan u te melden.

Dit schrijven handelt dus enkel en alleen maar over het jaar 2015. Indien niet uitdrukkelijk vermeld kunnen er geen conclusies over andere jaren uit getrokken worden.”

3. De tweede definitieve versie van het controlerapport is gedateerd 28 februari 2019. Op p. 7 van het rapport staat het volgende vermeld over een controleafspraak op 9 mei 2018:

“Tijdens de controleafspraak heeft [de boekhouder] telefonisch contact met belastingplichtige gehad. Ik heb belastingplichtige toen horen zeggen dat hij om hem moverende redenen in het kader van het belastingonderzoek geen contact meer met de Belastingdienst wil hebben. Hij heeft daarbij gezegd dat het onderzoek afgedaan moet worden met wat er op dat moment door hem beschikbaar is gesteld en dat [de boekhouder] namens hem kan oordelen.”

4. Met dagtekening 30 maart 2019 heeft verweerder de navorderingsaanslag, de vergrijpboete en de beschikking inzake belastingrente opgelegd.

5. Bij brief, die door verweerder is ontvangen op 25 september 2019, heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt en een kopie van de navorderingsaanslag opgevraagd.

6. Met dagtekening 29 oktober 2019 heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard en hem een duplicaat van de navorderingsaanslag toegestuurd.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn betwist, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.

2.3.

De inspecteur heeft in hoger beroep een kopie van de navorderingsaanslag overgelegd met als postadres:

“[Belanghebbende]

[adres X]

[xxx]”

2.4.1.

Tot de gedingstukken behoort een door de inspecteur overgelegd ‘Rapport Datum Verzending’, opgemaakt door [naam] op 30 juni 2020. Dit rapport luidt, voor zover van belang, als volgt:

“Ik heb in DAS ten aanzien van betrokkene, inzake het document Navorderingsaanslag 2013 IB/PV het volgende waargenomen:

Dat erop 22-03-2019, onder zoeksleutel [nr], Berichtsjabloon NAV, een Aanslag 2013 IB/PV met aanslagnummer [nr].H.37.01 met dagtekening 30 maart 2019, t.n.v. [belanghebbende] is gearchiveerd en deze is verzonden aan het adres [adres X] [xxx].

Ik heb in ZP05 ten aanzien van betrokkene, inzake het document Navorderingsaanslag 2013 IB/PV het volgende geconstateerd:

Dat dit document is opgenomen in de partij documenten genaamd, 052093 CAV VRL./Def./V.N. aansl met RUNID S0049093 en het eindproductnummer 900130, in een aantal van 153 stuks.

Ik heb in ZP05 waargenomen dat de partij documenten met RUNID S0049093 en het eindproductnummer 900130 op 22-03-2019, is aangeboden aan POSTNL ter postbezorging.

Ik heb in VA03 ten aanzien van betrokkene, inzake het document Navorderingsaanslag 2013 IB/PV het volgende waargenomen:

Dat de partij documenten (C52093 CAV VRL./Def./V.N. aansl. Var 22), met het RUNID S0049093 en het eindproductnummer 900130, onder het verkoopordernummer 7005036586, in een aantal van 153, tijdig en zonder problemen is aangeboden aan de postleverancier ter verzending.

Met postbedrijf POSTNL heeft de Belastingdienst in het kalenderjaar 2019 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als het RUNID S0049093 en het eindproductnummer 900130 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.

Ik heb in COA/DACAS ten aanzien van betrokkene, inzake het document Navorderingsaanslag 2013 IB/PV het volgende waargenomen:

Dat er op 25-03-2019, een aanslag met het aanslagnummer [nr].H.37.01 en dagtekening

30-03-2019, ten name van [belanghebbende], is geregistreerd.

Ik heb in INL ten aanzien van betrokkene, inzake het document Navorderingsaanslag 2013 IB/PV het volgende waargenomen:

Dat er met betrekking tot het BSN [nr], [belanghebbende], een aanslag, tijdvak 2013,

met het aanslagnummer [nr].H3701 en dagtekening 30-03-2019, is geregistreerd.”

2.4.2.

De inspecteur heeft in hoger beroep een door [naam] op 15 februari 2021 opgemaakt ‘Rapport Datum Verzending’ overgelegd. De inhoud daarvan is, voor zover het de onder 2.4.1 opgenomen onderdelen betreft, daaraan gelijkluidend.

2.5.

In het bezwaarschrift met dagtekening 24 september 2019 is voor zover van belang het volgende vermeld:

“De belastingdeurwaarder heeft in de brievenbus d.d. 20 September 2019 achtergelaten op het adres [adres X] [xxx] een exploot hernieuwd bevel tot betaling, waarvan bijgaand een afschrift, met de navolgende aanslagen:

[aanslagnummer]

Cliënt heeft deze aanslagen nooit eerder ontvangen en dus maak ik hierbij pro forma bezwaar tegen deze aanslagen. Het bezwaar tegen deze aanslagen zal ik van gronden voorzien, na ontvangst van u van de aanslagen met onderliggende bescheiden, (…)”

2.6.

In de brief van 14 januari 2019 die is vermeld in onderdeel 2 van de uitspraak van de rechtbank zijn ook de volgende onderdelen opgenomen:

“Met betrekking tot het controlerapport inzake [belanghebbende] gedateerd 2 november 2018 hebben wij de onderstaande opmerkingen, welke wij tevens zien als zijnde een bezwaar.

Het controlerapport heeft, zoals vermeld onder punt 1-1 betrekking op de jaren 2012 t/m 2016 voor wat betreft de inkomstenbelasting en de jaren 2012 t/m 2017 voor wat betreft de Omzetbelasting.

In dit schrijven beperken wij ons tot het jaar 2015.

Voor de jaren 2012 t/m 2014 zijn reeds aanslagen opgelegd. Wij zullen hier in een later stadium bezwaarschriften cq. verzoeken om ambtshalve vermindering voor indienen.

Zoals telefonisch reeds besproken zullen wij trachten om uiterlijk 4 februari 2019 onze bevindingen inzake 2016 en 2017 aan u te melden.

Dit schrijven handelt dus enkel en alleen maar over het jaar 2015. Indien niet uitdrukkelijk vermeld kunnen er geen conclusies over andere jaren uit getrokken worden.

Inkomsten- en Omzetbelasting 2015

Punt 6.1.2 (…)

(…)

Punt 14 Doordat wij, zoals aangegeven in het rapport, niet van alle facetten rondom cliënt op de hoogte waren ten tijde van de controle zijn wij destijds akkoord gegaan met de voorgenomen conclusies en correcties. Wij beschikten destijds over summiere kennis van de gang van zaken binnen de eenmanszaak van cliënt. Met name daar waar het de omzetbelasting betreft hebben wij ons niet gerealiseerd dat cliënt wel degelijk een reden had om het lage BTW tarief toe te passen. De geestelijke en fysieke toestand van cliënt heeft er mede toe bijgedragen dat wij ten tijde van het onderzoek geen ruggenspraak met cliënt hebben gehouden. Nu de situatie ons duidelijk is zijn wij niet akkoord met de voorgenomen conclusies en correcties.

(…)”

3 Geschil in hoger beroep

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de navorderingaanslag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing