Home

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:967, 19/00324 tot en met 19/00530

Gerechtshof Amsterdam, 30-03-2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:967, 19/00324 tot en met 19/00530

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
30 maart 2021
Datum publicatie
14 april 2021
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2021:967
Formele relaties
Zaaknummer
19/00324 tot en met 19/00530

Inhoudsindicatie

BPM; procedurele grieven; uitleg Unierecht; art. 110 VWEU; onverschuldigde betaling; griffierecht

Uitspraak

kenmerken 19/00324 tot en met 19/00530

30 maart 2021

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X B.V.] , gevestigd te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven

tegen de uitspraak van 28 februari 2019 in de zaak met kenmerken HAA 18/1107 e.a. (zie bijlage bij die uitspraak) van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft in 2018 ter zake van de kentekenregistratie van 207 door haar ingevoerde personenauto’s de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) op aangifte voldaan.

1.2.

Tegen deze voldoeningen heeft belanghebbende steeds bezwaar gemaakt, waarna de

inspecteur de bezwaren ongegrond heeft verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de

rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen in haar uitspraak van 28 februari 2019 ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is

bij het Hof ingekomen op 1 april 2019 en is aangevuld bij brieven, ingekomen op 2 mei 2019 en 19 juni 2019. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Bij brief van 26 augustus 2020 zijn partijen uitgenodigd voor een regiezitting op 30 september 2020. Bij faxbericht van 2 september 2020 heeft belanghebbende een verzoek ingediend tot wraking van de op de uitnodiging vermelde raadsheren. De wrakingskamer van het Hof heeft het wrakingsverzoek bij uitspraak van 22 september 2020 afgewezen.

1.6.

Op 30 september 2020 heeft een regiezitting plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

1.7.

Van belanghebbende is - voor de zaaknummers 19/00324 tot en met 19/00343 - op 19 februari 2021 een pleitnota ontvangen en op 25 februari 2021 een aanvullende pleitnota, welke pleitnota’s ook betrekking hebben op een deel van de andere ter zitting te behandelen zaken van dezelfde belanghebbende (zie 1.8).

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2021. Het onderzoek in deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken met kenmerken 19/00078 en 19/00079, 19/00828 tot en met 19/00836, 19/01378 en 19/01379 en 19/01382 tot en met 19/01535, betreffende dezelfde belanghebbende. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (belanghebbende en de inspecteur worden in de uitspraak van de rechtbank aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):

“1. Eiseres is een bedrijf dat personenauto’s invoert teneinde deze op de binnenlandse markt te verkopen.

2. In de 207 beroepen met de in de bijlage genoemde zaaknummers (hierna: de onderhavige beroepen) is in de ten behoeve van de registratie gedane aangiften BPM - voor zover thans van belang - de nieuwwaarde van de auto steeds verminderd met een bedrag dat is gespecificeerd in het formulier dat daartoe bij de aangiften is gevoegd. Op het formulier is de vraag of de auto als huurauto in gebruik is geweest steeds bevestigend beantwoord. In de aangiften BPM zijn de vragen of eiseres de aanvrager van het kenteken bij de RDW en de (toekomstig) kentekenhouder is, bevestigend beantwoord.

3. In zijn schrijven van 7 december 2018 heeft de gemachtigde over de auto’s waarvan de waarde in de onderhavige beroepen ter beoordeling van de rechter staat, het volgende opgenomen:

“Alle voertuigen – zover bekend – zijn ingevoerd met een koerslijst van de firma X-Ray te

Naarden , waarbij in alle gevallen - terecht en rechtens juist - geopteerd is voor ex-rental ja en margevoertuigen”.

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Belanghebbende betwist naar het Hof verstaat de juistheid van de bedragen die op aangifte zijn voldaan en heeft voorts een aantal grieven van formeelrechtelijke en procedurele aard aangevoerd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Proceskosten en griffierecht

7 Beslissing