Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1232, 20/00548

Gerechtshof Amsterdam, 19-04-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1232, 20/00548

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 april 2022
Datum publicatie
2 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1232
Zaaknummer
20/00548

Inhoudsindicatie

art. 3.113 Wet IB 2001; zijn huuropbrengsten voor zover die betrekking hebben op de verhuur van een deel van woning belastbaar? Hof: het hoger beroep van de inspecteur is gelet op het arrest van 18 september 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1448) gegrond

Uitspraak

kenmerk 20/00548

19 april 2022

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

tegen de uitspraak van 17 augustus 2020 in de zaak met kenmerk HAA 19/4084 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

gemachtigde: H.M. Sieders

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 29 januari 2019 aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.896 en tevens € 57 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Na daarentegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 8 juli 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij uitspraak van 17 augustus 2020 als volgt beslist:

“De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werken en woning van € 43.365, met dienovereenkomstige vermindering van de belastingrente;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 786;

-

draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 47 aan [belanghebbende] te vergoeden.”

1.4.

Het tegen de uitspraak van de rechtbank door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 september 2020. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Belanghebbende] is eigenaar van de woning op [adres] in [woonplaats] (de woning). De woning is voor [belanghebbende] een eigen woning in de zin van artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001.

2. In 2017 heeft [belanghebbende] de woning of een deel van de woning een paar keer verhuurd via [platform] . De opbrengst van deze verhuur bedroeg € 9.546 waarvan € 2.015 betrekking heeft op verhuur van de gehele woning en € 7.531 op verhuur van een deel van de woning.

3. Voor het jaar 2017 heeft [belanghebbende] een biww aangegeven van € 50.896, als volgt gespecificeerd:

Inkomsten uit arbeid

45.134

Inkomsten uit eigen woning

Eigenwoningforfait

2.186

Inkomsten uit tijdelijke verhuur

van de eigen woning

[+]

9.546

11.732

Eigenwoningrente en financieringskosten

-

5.970

[+]

5.762

50.896

4. De aanslag is conform de aangifte opgelegd. [Belanghebbende] heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt en daarbij aangevoerd dat alleen het gedeelte van de huurinkomsten dat betrekking heeft op verhuur van de gehele woning behoort tot het biww (…), zodat de aanslag zou moeten worden verminderd tot een, berekend naar een biww van € 43.365 (€ 50.895 -/- € 9.546 + € 2.015).

5. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft [de inspecteur] de aanslag en de daarbij gegeven rentebeschikking gehandhaafd.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil voor het Hof

In geschil is, evenals in beroep, of de huuropbrengsten voor zover die betrekking hebben op de verhuur van een deel van de woning belastbaar zijn op grond van artikel 3.113 van de Wet IB 2001.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing