Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1285, 20/00275

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1285, 20/00275

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
4 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1285
Formele relaties
Zaaknummer
20/00275

Inhoudsindicatie

Aanslag IB/PVV 2014; urencriterium; zakelijke uitgave.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 20/00275

29 maart 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/2204 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.325.

1.2.

Belanghebbende heeft tegen de aanslag IB/PVV bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 24 april 2018 het bezwaar deels toegewezen en de aanslag verminderd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 59.788.

1.3.

De rechtbank heeft bij uitspraak van 6 maart 2020 tegen de hiervoor vermelde uitspraak op bezwaar het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 april 2020 en is nader aangevuld op 18 februari 2022 en op 25 februari 2022. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022. Ter zitting is de zaak gelijktijdig behandeld met de zaken met de kenmerken AMS 20/00276 tot en met 20/00278. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en is de inspecteur aangeduid als ‘verweerder’):

Feiten

1. Eiser woont samen met zijn partner, de heer [A] (hierna: de partner), in [Z] . Eiser is in loondienst bij [bedrijf] te [Y] en in 2014 ontving hij loon uit dienstbetrekking ten bedrage van € 60.280.

2. Eiser exploiteert daarnaast sinds 10 april 2014 een eenmanszaak onder de naam [D] . Blijkens het door eiser verstrekte uittreksel van de Kamer van Koophandel bestaan de activiteiten van de onderneming uit het organiseren van workshops op het gebied van Audio en Hifi en ondersteunende sales activiteiten aan het bedrijfsleven.

3. De partner van eiser is beherend vennoot in [E] C.V., welke handelt onder de naam [F] .

4. Eiser is in 2014 begonnen met het ontwikkelen van een applicatie, genaamd [applicatie] , voor de mobiele telefoon. De ontwikkeling van de applicatie is uitbesteed aan [G] Ltd, gevestigd in India. In dit kader is tussen eiser en [G] een overeenkomst gesloten en getekend in 2014 (ingangsdatum 30 juni 2014). Deze overeenkomst is ook getekend door de heer [B] , de broer van de partner van eiser. De heer [B] neemt middels zijn eenmanszaak [H] voor een derde deel in de ontwikkeling van [applicatie] .

5. Eiser heeft daarnaast een overeenkomst gesloten met [F] , welke is opgemaakt en getekend op 15 april 2014. In de overeenkomst is, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Ondergetekenden:

[D] ( [D] ), gevestigd te Amsterdam en rechtsgeldig vertegenwoordigd door [eiser] (…) hierna te noemen: opdrachtgever.

en

[F] , onderdeel uitmakend van [E] , (…) rechtsgeldig vertegenwoordigd door [de partner] (…) hierna te noemen: opdrachtnemer.

(…)

Artikel 1: Aard van de overeenkomst en duur van de opdracht

(…)

De overeengekomen werkzaamheden bestaan uit het uitvoeren van praktische werkzaamheden alsmede het verlenen van advies op het gebied van o.a. marketing en functionaliteit van de door [D] ontwikkelde zakelijke concepten.

(…)

Artikel 3: Honorarium

Het door opdrachtgever aan opdrachtnemer te betalen honorarium bedraagt € 75,00, (…), per uur exclusief 21 % BTW.

[F] zal [D] maandelijks middels facturen de gewerkte uren in rekening brengen.

De facturen zullen worden geboekt in de rekeningcourant bekend onder nummer (…) tussen [E] [rechtbank: [E] ]/[de partner] en [D] /[eiser].”

6. [F] heeft in de periode april tot en met december 2014 negen facturen verstrekt aan eiser. Bij de facturen zijn specificaties van de verrichte werkzaamheden gevoegd. Naast de facturen, wordt ook de rente op de rekening-courant verhouding geboekt op de rekening-courant.

7. Eiser heeft op 8 april 2015 aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan. Op 6 juli 2015 is een nieuwe aangifte ingediend. Eiser heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 5.469. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Winst uit onderneming € - 68.994

Loon uit dienstbetrekking € 60.280

Pensioen, lijfrente of andere uitkering € 3.245 +

€ - 5.469

In de aangifte heeft eiser de ontvangen facturen van [F] van in totaal € 63.872 als kosten uitbesteed werk en andere externe kosten, ten laste van het resultaat gebracht. In de aangifte is een zelfstandigenaftrek van € 7.280 en een startersaftrek van € 2.123 in aanmerking genomen.

8. Vanaf de start in 2014 tot en met 2019 is door [D] geen omzet behaald. Door eiser is derhalve geen omzet aangegeven in de aangifte.

9. Op 1 december 2014 is aan eiser aangekondigd dat een boekenonderzoek zou worden ingesteld. Op 15 december 2014 is het onderzoek gestart. Blijkens het controlerapport, dat is opgemaakt op 15 januari 2016, was het onderzoek gericht op de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften omzetbelasting over het tijdvak 14 april 2014 tot en met 31 december 2014. Het onderzoek is later, op 18 mei 2015, uitgebreid met een onderzoek naar de aanvaardbaarheid van de ingediende aangifte IB/PVV voor het jaar 2014.

10. Met dagtekening 4 maart 2016 is de onderhavige aanslag aan eiser opgelegd. Hierbij is verweerder afgeweken van de ingediende aangifte. Het belastbaar inkomen uit werk en woning van € 63.325 is door verweerder als volgt berekend:

Winst uit onderneming € 0

Loon uit dienstbetrekking € 60.280

Pensioen, lijfrente of andere uitkering € 3.045 +

€ 63.325

Verweerder heeft hij het opleggen van de aanslag de kosten van € 63.872 aan uitbesteed werk en de geclaimde zelfstandigenaftrek en startersaftrek gecorrigeerd.

11. Eiser heeft hiertegen op 13 april 2016 bezwaar gemaakt.

12. Per brief van 19 mei 2017 heeft verweerder zijn voornemen tot afwijzing van het bezwaar aan eiser kenbaar gemaakt. In de brief is eiser gewezen op de mogelijkheid om te worden gehoord. Van die mogelijkheid heeft eiser gebruik gemaakt.

13. Op 13 oktober 2017 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Van dit gesprek is een verslag opgemaakt.

14. Per brief van 9 april 2018 heeft verweerder een toelichting op de uitspraak op bezwaar aan eiser toegezonden. De formele uitspraak op bezwaar is gedaan op 24 april 2018. Verweerder is bij de uitspraak op bezwaar gedeeltelijk tegemoet gekomen aan het bezwaar van eiser. Het belastbaar inkomen uit werk en woning is door verweerder nader vastgesteld op € 59.788. Dit bedrag is als volgt berekend:

Winst uit onderneming € - 3.537

Loon uit dienstbetrekking € 60.280

Pensioen, lijfrente of andere uitkering € 3.045 +

€ 59.788

15. Eiser is hiertegen op 18 mei 2018 in beroep gekomen de rechtbank.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil voor het Hof

3.1.

In hoger beroep is in geschil of de aangifte IB/PVV 2014 terecht is gecorrigeerd. In het bijzonder is in geschil of er sprake is van een zakelijke uitgave en of belanghebbende heeft voldaan aan het urencriterium.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing