Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-04-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1451, 21/01787

Gerechtshof Amsterdam, 29-04-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1451, 21/01787

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 april 2022
Datum publicatie
18 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1451
Zaaknummer
21/01787

Inhoudsindicatie

Gecombineerde aanslag gemeentelijke belastingen; invorderingskosten vanwege niet tijdig betalen aanslag; voorlopige vrijstelling van griffierecht ter zitting bij de rechtbank afgewezen; belanghebbende ten onrechte niet in staat gesteld om griffierecht te voldoen; invorderingskosten worden overeenkomstig het standpunt van de invorderingsambtenaar door het Hof vernietigd.

Uitspraak

kenmerk 21/01787

29 april 2022

zevende enkelvoudige belastingkamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

tegen de uitspraak van 24 november 2021 in de zaak met het kenmerk AMS 20/1965 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de ambtenaar belast met de invordering van gemeentelijke belastingen van de gemeente Amsterdam, de invorderingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 29 april 2022. Belanghebbende en de invorderingsambtenaar zijn verschenen middels een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel. De invorderingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de rechtbank;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt de beschikking invorderingskosten;

-

wijst het verzoek tot toekenning van schadevergoeding en proceskostenvergoeding af.

Gronden

1. Belanghebbende heeft herhaaldelijk verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen. Hetgeen belanghebbende in zijn uitstelverzoeken heeft aangevoerd – kort gezegd lopende klacht- en andere procedures – vormt geen gewichtige reden die maken dat hij niet aanwezig kan zijn op de dag van de zitting of zich niet op de zitting kan voorbereiden.

2. Aan belanghebbende is een gecombineerde aanslag gemeentelijke belasting voor het jaar 2018 opgelegd. De invorderingsambtenaar heeft bij beschikking van 19 februari 2020, vanwege het niet tijdig betalen van de aanslag, aan belanghebbende in totaal € 66 invorderingskosten in rekening gebracht. Bij uitspraak op bezwaar van 20 maart 2020 is het bezwaar tegen de invorderingskosten ongegrond verklaard en zijn de invorderingskosten gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht.

3. De rechtbank heeft het verzoek van belanghebbende om vrijstelling van griffierecht wegens betalingsonmacht bij voorlopig oordeel toegewezen. Bij de bestreden uitspraak heeft de rechtbank een definitieve beslissing genomen, het verzoek tot vrijstelling van griffierecht afgewezen en belanghebbende wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk verklaard. Ter zitting van de rechtbank is belanghebbende niet verschenen.

4. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Bij het Hof heeft belanghebbende nogmaals een verzoek om vrijstelling van griffierecht ingediend. Dit verzoek is bij voorlopig oordeel door het Hof toegewezen. Het Hof ziet geen reden om terug te komen op het voorlopig oordeel inzake de vrijstelling van griffierecht.

Belanghebbende betoogt dat de zaak moet worden terugverwezen naar de rechtbank.

5. Belanghebbende heeft verklaard dat hem na het definitieve oordeel van de rechtbank inhoudende dat hij niet in aanmerking komt voor vrijstelling van griffierecht, niet opnieuw een nota griffierecht is gezonden, het dossier bevat geen aanwijzingen voor het tegendeel. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat belanghebbende ten onrechte niet in staat is gesteld het griffierecht alsnog te voldoen. De bestreden uitspraak kan reeds daarom niet in stand blijven. In het licht hiervan neemt de invorderingsambtenaar het nader standpunt in dat de beschikking invorderingskosten om pragmatische en proceseconomische redenen dient te worden vernietigd.

6. Gelet op deze stand van zaken ziet het Hof geen reden om de zaak terug te wijzen naar de rechtbank. Het Hof zal overeenkomstig het nader standpunt van de invorderingsambtenaar de in geschil zijnde beschikking invorderingskosten vernietigen.

7. Het verzoek tot schadevergoeding moet worden afgewezen reeds omdat belanghebbende geen of althans volstrekt onvoldoende feiten heeft gesteld die indien juist tot de conclusie kunnen leiden dat hij ten gevolge van het in rekening van de invorderingskosten schade heeft geleden.

8. In de procedure is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

De mondelinge uitspraak is gedaan op 29 april 2022 door mr. F.J.P.M. Haas, lid van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door het lid en de griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.