Home

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1826, 21/00109 en 21/00110

Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1826, 21/00109 en 21/00110

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
23 juni 2022
Datum publicatie
20 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1826
Zaaknummer
21/00109 en 21/00110

Inhoudsindicatie

Navorderingsaanslagen IB/PVV 2013 en 2014. De navorderingsaanslag 2014 wordt vernietigd op grond van het toepasselijke correctiebeleid. De navorderingsaanslag 2013 wordt verminderd.

Verder is de hoogte van de door de rechtbank toegekende immateriëleschadevergoeding in geschil. Het Hof oordeelt dat terecht is aangesloten bij de datum waarop de rechtbank uitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

kenmerk 21/00109 en 21/00110

23 juni 2022

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

gemachtigde: J.A. Klaver

tegen de uitspraak van 4 december 2020 in de zaken met kenmerken HAA 19/4944 en 19/4946 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 november 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.800. Daarbij is bij beschikking € 94 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.1.2.

Na daarentegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 21 augustus 2019 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.741, met gelijktijdige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente.

1.2.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 11 november 2017 aan belanghebbende voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.395. Daarbij is bij beschikking € 46 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.2.

Na daarentegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 21 augustus 2019 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.166, met gelijktijdige vermindering van de in rekening gebrachte belastingrente.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1.2. en 1.2.2. vermelde uitspraken op bezwaar beroepen ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 december 2020 als volgt op de beroepen beslist:

“De rechtbank verklaart:

-

de beroepen ongegrond;

-

veroordeelt [de inspecteur] in betaling van immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 1.000;

-

veroordeelt [de inspecteur] in de proceskosten van [belanghebbende] tot een bedrag van € 525;

-

draagt [de inspecteur] op het betaalde griffierecht van € 46 aan [belanghebbende] te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld, ingekomen bij het Hof op 21 januari 2021 en aangevuld bij brief van 15 februari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Belanghebbende] is geboren [in] 1967 en heeft in de onderhavige jaren geen fiscaal partner.

2013 (HAA 19/4944)

2. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 15 januari 2013 een voorlopige aanslag ib/pvv 2013 aan [belanghebbende] opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.225.

3. [ Belanghebbende] heeft op 29 april 2014 de papieren aangifte ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.953. De aangifte bestaat uit een inkomen uit vroegere dienstbetrekking ter hoogte van € 14.319, waarop een bedrag van € 2.519 als inkomsten uit eigen woning in aftrek is gebracht. Tevens is € 597 als specifieke zorgkosten en € 1.250 als scholingsuitgaven in aftrek gebracht.

4. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 24 juni 2014, conform de ingediende aangifte, nogmaals een voorlopige aanslag ib/pvv 2013 aan eiser opgelegd. Tevens heeft [de inspecteur] met dagtekening 14 april 2015 de primitieve aanslag ib/pvv 2013 opgelegd conform de ingediende aangifte.

2014 (HAA 19/4945)

5. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 15 januari 2014 een voorlopige aanslag ib/pvv 2014 aan [belanghebbende] opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 12.225.

6. [ Belanghebbende] heeft op 29 juni 2016 de papieren aangifte ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.088. De aangifte bestaat uit een inkomen uit vroegere dienstbetrekking ter hoogte van € 14.319, waarop een bedrag van € 2.015 als inkomsten uit eigen woning in aftrek is gebracht. Tevens is € 1.307 als specifieke zorgkosten in aftrek gebracht.

7. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 4 september 2015, conform de ingediende aangifte, de primitieve aanslag ib/pvv 2014 aan [belanghebbende] opgelegd.

Alle aanslagen

8. [ De inspecteur] heeft [belanghebbende] bij brieven met dagtekening 14 maart 2017 om informatie verzocht over de aangiften ib/pvv 2013 en 2014. Hierop heeft [belanghebbende] niet gereageerd.

9. [ De inspecteur] heeft [belanghebbende] bij brieven met dagtekening 28 september 2017 en

30 oktober 2017 geïnformeerd over zijn voornemen om navorderingsaanslagen ib/pvv 2013 en 2014 op te leggen. Op dit voornemen heeft [belanghebbende] niet gereageerd.

10. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 11 november 2017 de navorderingsaanslagen ib/pvv 2013 en 2014 aan [belanghebbende] opgelegd. Daarbij heeft [de inspecteur] de door [belanghebbende] geclaimde aftrek specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven volledig gecorrigeerd.

11. [ De inspecteur] heeft op 7 december 2017 een bezwaarschrift tegen de navorderingsaanslagen van [belanghebbende] ontvangen.

12. [ De inspecteur] heeft bij brieven met dagtekening 17 december 2018 een vooraankondiging op het bezwaarschrift aan [belanghebbende] verstuurd.

13. Bij brief van 23 januari 2019 heeft [belanghebbende] stukken aan [de inspecteur] gestuurd ter onderbouwing van de specifieke zorgkosten.

14. Op 4 februari 2019 heeft een hoorgesprek met de gemachtigde van [belanghebbende] plaatsgevonden. Van het hoorgesprek is een verslag gemaakt.

15. Bij brief van 20 februari 2019 heeft [belanghebbende] nogmaals stukken aan [de inspecteur] gestuurd ter onderbouwing van de specifieke zorgkosten en scholingsuitgaven.

16. [ De inspecteur] heeft met dagtekening 6 augustus 2019 uitspraken op bezwaar gedaan. Het bezwaar tegen de navorderingsaanslagen ib/pvv 2013 en 2014 is gegrond verklaard. [De inspecteur] heeft na aftrek van de drempel van € 86 respectievelijk € 229 aan aftrekbare zorgkosten geaccepteerd.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil voor het Hof

Evenals voor de rechtbank is in hoger beroep in geschil of het correctiebeleid van de Belastingdienst moet leiden tot vernietiging van de navorderingsaanslag voor het jaar 2014. Voor het jaar 2013 is in geschil of belanghebbende recht heeft op een bedrag van 3 x € 500 aan immateriëleschadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg. Tevens is voor zowel 2013 als 2014 in geschil of aan belanghebbende ten onrechte geen aftrek specifieke zorgkosten is verleend voor de door belanghebbende opgevoerde kosten van extra kleding en beddengoed en voor de door belanghebbende gestelde kosten van de tandarts en mondhygiënist.

4 Oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing