Home

Gerechtshof Amsterdam, 19-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2177, 21/00548

Gerechtshof Amsterdam, 19-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2177, 21/00548

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
19 juli 2022
Datum publicatie
27 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2177
Formele relaties
Zaaknummer
21/00548
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 16-05-2023 tot 01-07-2023] art. 7:15

Inhoudsindicatie

Fiscaal procesrecht. Kostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar.

Uitspraak

Kenmerk 21/00548

19 juli 2022

uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)

tegen de uitspraak van 23 juni 2021 in de zaak met kenmerk AMS 20/4508 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, gedagtekend 29 april 2020.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 15 juli 2020 het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de naheffingsaanslag vernietigd.

1.3.

Bij mondelinge uitspraak van 23 juni 2021 (waarvan het proces-verbaal op 12 juli 2021 is verzonden) heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 15 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft op 10 januari 2022 een conclusie van repliek ingediend, de heffingsambtenaar heeft op 24 februari 2022 een conclusie van dupliek ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘ [X] ’):

“1. De heffingsambtenaar heeft op 22 april 2020 om 12:00 uur ter hoogte van [adres] in Amsterdam aan [X] een naheffingsaanslag opgelegd, omdat hij parkeerde zonder parkeergeld te betalen. Naar aanleiding van de door [X] in de bezwaarfase overgelegde stukken (afleverbon) heeft de heffingsambtenaar [X] het voordeel van de twijfel gegeven en de naheffingsaanslag uit coulance vernietigd. De heffingsambtenaar zag geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.”

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof het volgende vast.

2.2.

Tijdens het hoorgesprek in de bezwaarfase heeft belanghebbende onder meer laten verklaren: “De boete is verkregen toen ik aan het lossen was met mijn bestelbus op [adres] . Ik had nog maar net geparkeerd en ik was de bestelbon aan het uitschrijven toen er twee van die opvallende parkeerauto’s achter elkaar passeerden”.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende aanspraak kan maken op vergoeding voor kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend; de heffingsambtenaar ontkennend.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het hoger beroep

6 Kosten

7 Beslissing